Heupbreuk

Inhoudstafel

Oorzaak

Heupfracturen zijn frequent bij ouderen met botontkalking (= osteoporose) door een gewone val. Op jongere leeftijd is een heupfractuur meestal het gevolg van zwaardere ongevallen zoals verkeersongevallen of een val van op een hoogte.

We onderscheiden:

  • een breuk binnen het kapsel: onder de heupkop = subcapitaal
  • aan de basis van de nek = basocervicaal
  • een breuk buiten het kapsel = pertrochanteer of subtrochanter

Andere breuken van het bekken rond de heup worden apart beschouwd waaronder breuken van de heupkom ("acetabulum") en van de schaambeenderen ("pubistak").

Symptomen

Symptomen zijn pijn in de heupregio, zwelling of blauwverkleuring bij breuken buiten het kapsel, en bij verplaatste breuken verkorting  van het been en naar buiten draaien van het been.

Diagnose en onderzoeken

De diagnose wordt bevestigd door een radiografie. Zo nodig kunnen een CT-scan of botscan uitsluitsel geven bij twijfel (bv bij onverplaatste breuken) of meer informatie bij complexe breuken.

Behandeling

Niet operatief

Heupbreuken worden bijna steeds operatief behandeld, omdat het anders zeer lang duurt voor deze breuk geneest en er zeer veel complicaties zijn, met een hoog sterftecijfer

Operatief

Men dient (echte) femurhalsbreuken te onderscheiden van pertrochantere breuken.

Dit zijn tegengestelde breuken gezien hun natuurlijke evolutie verschilt. De posterieure kant van de femurhals heeft een intieme anatomische relatie met de arterie circumflexa posterior, de belangrijkste slagader van de femurkop.

Ten gevolge van een halsbreuk kan deze slagader gekwetst worden en een belangrijke complicatie teweegbrengen : aseptische necrose van de femurkop. Deze arterie circumflexa posterior wordt niet beschadigd bij een pertrochantere breuk, en stelt de femurkop niet bloot aan het necrose risico.

Daarom wordt verkozen om bij een subcapitale femurfractuur de heupkop te vervangen door een prothese. Meestal wordt bij oudere patiënten enkel een femorale prothese geplaatst. Wanneer de patiënt echter jonger is (rond 60 jaar) wordt beter de keuze gemaakt voor een totale heupprothese.

Als de breuk onverplaatst is, kan eventueel, zeker bij jonge patiënten, getracht worden de heupkop te fixeren door middel van schroeven.

Bij een per- of subtrochantere heupfractuur wordt gekozen om deze dmv osteosynthese-materiaal te reduceren en te fixeren.

Dit kan gebeuren met een "dynamische heupschroef" (DHS) ofwel met een intramedullaire heupnagel (IMHN), naargelang het type breuk en de voorkeur/ervaring van de orthopedisch chirurg.

Orthopedie brochure Heup- en dijbeenfractuur