Contraststof bij PET/CT

Inhoudstafel
Logo PET Centrum Zuidoost-Vlaanderen

Waarom krijg ik contraststof?

Door toediening van contraststof tijdens een onderzoek kunnen we organen, bloedvaten en afwijkingen onderscheiden van elkaar. Dit is belangrijk om een correcte diagnose te maken.
Deze contrastmiddelen worden reeds jarenlang gebruikt en zijn veilige producten.

Welke contraststof is dit en hoe wordt dit toegediend?

Jodiumhoudende contraststof

  • Via de bloedbaan: met behulp van een infuus wordt contraststof geïnjecteerd in de aders.
  • Oraal: contraststof wordt gemengd met water en wordt opgedronken.
  • Anaal (rectaal): met behulp van een canule (kort plastic slangetje) wordt contraststof via de anus ingebracht (meestal bij onderzoeken van de dikke darm).
  • In een gewricht: met een dunne naald kan er contraststof ingebracht worden in het gewricht.

Aandachtspunten vooraf

Bij het toedienen van een jodiumhoudende contraststof via een ader of slagader (RX, CT) dient u 4u voor het onderzoek nuchter te zijn. Het innemen van medicatie met een glas water is wel toegestaan.

Allergieën en astma altijd melden, in sommige gevallen zal er medicatie gegeven worden om een reactie te onderdrukken. Dit hangt af van welke allergieën en (on)stabiele astma.

Indien u reeds een allergische reactie vertoond heeft na toediening van een contraststof, zal men trachten een andere onderzoeksmethode te zoeken of wordt er medicatie gegeven om een reactie te onderdrukken.

Suikerziekte (diabetes mellitus). Indien u Metformine (Glucophage®, Metformax®,…) neemt, moet u zich enkele dagen voor het onderzoek infomeren bij uw behandelende arts of u deze mag innemen of niet. Afhankelijk van de nierfunctie kan het zijn dat u deze tijdelijk niet mag innemen. Wacht hiermee niet tot de dag voor of van het onderzoek.

Bij een slechte nierfunctie zal de aanvragende arts bepalen welke voorbereiding er nodig is. Indien een voorbereiding, door extra vochttoediening via een infuus, nodig is, zal dit gebeuren via een opname op dagziekenhuis.

Bij borstvoeding: de hoeveelheid contraststof die wordt doorgegeven aan de baby is zo klein dat er geen gevaar is voor de baby, het is dus niet nodig tijdelijk met borstvoeding te stoppen.

Gedurende de zwangerschap kan er een zeer klein deel jodiumhoudende contraststof bij de ongeboren vrucht komen. Deze hoeveelheid is echter zo klein dat er geen gevaar is voor nadelige gevolgen aan de vrucht.

Mogelijke bijwerkingen, complicaties

Misselijkheid, braken en warmtegevoel kunnen voorkomen en zijn een normale
nevenwerking. Dit mag niet verward worden met een allergische reactie.

Allergische reacties vallen niet altijd te voorspellen. Patiënten met een allergische voorgeschiedenis hebben wel een hoger risico op allergische reacties. Ze treden in de regel op binnen één uur na de injectie. Meestal gaat het om lichte vormen zoals roodheid, jeuk en papels. Een zware allergische reactie met ademhalingsmoeilijkheden en shock is uiterst zelden. De patiënt wordt altijd goed geobserveerd tijdens en onmiddellijk na het onderzoek, zodat indien nodig een eventuele reactie kan worden ontdekt en behandeld. Indien u last hebt van roodheid, jeuk, papels of moeilijker ademt na het onderzoek, kan u best de verpleegkundige meteen verwittigen. Zeer zelden kan het gebeuren dat u pas de volgende dag last krijgt van een rode huid, jeuk en/of netelroos. Meestal verdwijnen deze klachten na één of enkele dagen vanzelf.

Contraststofextravasatie: bij intraveneuze (via de ader) contraststoftoediening kan de contraststof accidenteel buiten het bloedvat terecht komen. Dit komt heel zelden voor (minder dan 1%). De ernst van de complicaties hangt af van de hoeveelheid gelekte contraststof en van de verspreiding in de weefsels.

Informatiebrochure over het gebruik van contraststof bij PET/CT