Verzorging na een borstingreep

Inhoudstafel

Wondzorg

Na de operatie

  • Pijn: de eerste dagen na de operatie is de borst en okselregio wat gevoelig. U mag hiervoor een pijnstiller nemen. Indien de pijn echter niet duidelijk vermindert, na inname van een pijnstiller meldt u dit best aan uw verpleegkundige of uw arts, zeker indien de borst ook gezwollen is.
  • Zwelling: Het is normaal dat na een borstoperatie de borst wat gezwollen is. Indien u daarbij ook pijn ervaart die niet goed reageert op klassieke pijnstilling, of indien de zwelling rood en hard is, neemt u best contact op met uw gynaecoloog. Ook indien de zwelling toeneemt, neemt u best contact op.
  • Wonddrain: Indien de operatie in de borst omvangrijk is, en zeker indien de okselklieren zijn weggenomen, wordt een wonddrain geplaatst. Hierlangs kan gedurende de eerste dagen na de operatie wondvocht worden afgevoerd. Indien de productie van wondvocht stopt, kan de drain worden verwijderd en mag u naar huis. Het ogenblik waarop dit gebeurt, verschilt van patiënt tot patiënt. Indien het wondvocht gedurende een langere tijd wordt geproduceerd, kan het zijn dat u met wonddrain naar huis mag, met dagelijks bezoek van een thuisverpleegkundige.

Ontslag

  • Indien enkel een borstoperatie/sentinelklierprocedure is uitgevoerd, mag u meestal de dag zelf, of de dag na de operatie het ziekenhuis verlaten, zoals afgesproken met uw gynaecoloog of chirurg.
  • Indien ook de okselklieren zijn weggenomen, bepaalt vooral de duur van productie van wondvocht hoe lang u in het ziekenhuis zal verblijven. Gewoonlijk is dat een drietal dagen. Indien het wondvocht gedurende een langere tijd wordt geproduceerd, kan u met de wonddrain naar huis, mits dagelijks bezoek van een thuisverpleegkundige.
  • U dient contact op te nemen met uw arts bij: hevige pijn ter hoogte van de operatieplaats; roodheid/warmte ter hoogte van het litteken; indien de borst gaat zwellen, of indien de oksel gaat zwellen.

Revalidatie

De dag na de operatie wordt gestart met een oefenprogramma, met als doel de beweeglijkheid van het schoudergewricht te verbeteren en de kans op het ontstaan van lymfoedeem in de arm te verkleinen.

Samen met de kinesist(e) neemt u het schouderoefenprogramma door. Na ontslag kunt u deze oefeningen thuis verderzetten. Indien u een okselklieruitruiming heeft gehad, is het noodzakelijk om samen met een kinesist de oefeningen thuis verder te zetten.

Bij hardnekkige problemen kan verdere begeleiding door een kinesist thuis aangewezen zijn.

Meer lezen? zie ook: Fysiotherapie en Revalidatie
 

Preventie lymfoedeem

 Na de operatie wordt gestart met een oefenprogramma, met als doel de beweeglijkheid van het schoudergewricht te verbeteren en de kans op het ontstaan van lymfoedeem in de arm te verkleinen.
Samen met de kinesist(e) neemt u het schoudereofenprogramma door. U krijgt advies omtrent preventie armoedeem en voor onslag wordt nog een herpetz meting uitgevoerd.

De kinesitherapeut doet postoperatief tijdens de ziekenhuisopname omtrekmetingen op 4 punten van de armen (Herpertz-meting). Daarnaast wordt dit bij de start van de chemotherapie en radiotherapie gecontroleerd. Met de Herpetz methode kan uit deze metingen een relatief percentage oedeemvolume worden berekend. Bij het bereiken van 10% volumeverandering tussen de arm van geopereerde en niet-geopereerde zijde moet een complexe fysische behandeling worden ingesteld bestaande uit manuele lymfdrainage volgens Dr. Vodder, oefeningen en pneumatische compressietherapie met een meerkamermanchette. Dagelijks wordt de arm na de behandeling ingezwachteld. Deze intensieve behandeling wordt dagelijks tot 3 maal per week uitgevoerd en dit gedurende 1 à 3 maanden. Bij stabilisatie van de zwelling wordt eventueel gedurende 1 jaar een onderhoudsbehandeling gegeven van 1 à 2 maal per week. Tevens wordt ook het dragen van een elastische compressiekous aanbevolen.

Meer lezen? zie ook: Fysiotherapie en Revalidatie

Complicaties

Gelukkig lopen de meeste operaties volgens plan en genezen alle wonden zonder enig probleem. Indien dit niet gebeurt, spreken we van complicaties. De meeste van deze complicaties treden op tijdens de eerste dagen na de operatie. Om deze reden worden er tijdens deze risicoperiode de meeste controles uitgevoerd. Het risico op complicaties wordt enerzijds bepaald door het soort operatie en de uitvoering ervan en anderzijds door de conditie waarin de patiënt verkeert voor de operatie. Complicaties bij borstkankeroperaties komen slechts voor bij 5 tot 10 procent van de patiënten. Een andere bepalende factor is uiteraard de leeftijd: hoe hoger de leeftijd, hoe hoger de kans op complicaties.
Enkele veel voorkomende complicaties zijn:

Nabloeding
Bij het einde van elke operatie zal de chirurg altijd de wond inspecteren en controleren of er niet nog ergens een bloedvaatje bloedt, het is dan ook niet onmogelijk dat ze een vaatje over het hoofd zien. Soms komt het ook voor dat een bloedvat zich tijdens de operatie heeft samengetrokken, na de operatie gaat openstaan en begint te bloeden. Dit gebeurt meestal als er iets niet in orde is met de stolling. Reden hiervoor zijn allerlei bloedverdunners zoals aspirine e.d. Zulke nabloedingen kunnen bij allerlei operaties voorkomen. Zwelling van het wondgebied is vaak het eerste verschijnsel van een nabloeding bij oppervlakkige wonden, zoals na een borstoperatie. Vandaar dat dikwijls een zogenaamde drain wordt achtergelaten in de wond, die het overtollige bloed verwijdert. Nabloedingen worden behandeld door de eigenlijke bloeding te stoppen en zo nodig verloren bloedvolume terug aan te vullen via bloedtransfusie.

Wondinfectie
Infecties van de operatiewond kunnen worden veroorzaakt door bacteriën die tijdens de operatie vanuit de omgeving in de wond terechtkomen. Wondinfecties uiten zich door roodheid en zwelling van de wond. De patiënt voelt zich slecht en koorts treedt op. Dit zijn tekenen dat het lichaam zich verzet en strijd levert tegen de bacteriën. Longinfecties: de longen en luchtwegen produceren altijd wat slijm om zich te verdedigen tegen bacteriën. Dit slijm wordt actief naar buiten gewerkt door de trilhaartjes. Hierdoor blijven de luchtwegen relatief bacterievrij. De trilhaaractiviteit is bij rokers verstoord, waardoor deze veel meer hoesten om hun luchtwegen schoon te houden. Na een operatie is hoesten vaak niet zo gemakkelijk en pijnlijk waardoor veel slijm achterblijft in de luchtwegen die een longontsteking kunnen veroorzaken. Om deze reden raadt men rokers aan een drietal weken voor de operatie te stoppen met roken. Na de operatie worden patiënten begeleid door de fysiotherapeut om zo goed mogelijk adem te halen en te hoesten. De behandeling van longinfecties bestaat erin antibiotica toe te dienen en het stimuleren van beter ademhalen en hoesten.

Thromboses en embolen
Bloed dat stilstaat, heeft de neiging om te stollen. In slagaders is dit geen probleem, aangezien het bloed hier te snel circuleert. In de aders is de bloedstroom veel trager en het gevaar des te groter. Vooral in de benen is dit een veel voorkomend probleem, aangezien er net na de operatie weinig of geen spieractiviteit is in de benen en net deze spieractiviteit stimuleert de bloedsomloop in de benen. Op deze manier ontstaat het risico op stolsels in de benen of in grote aders in het bekken, men spreekt dan van trombose. Het been wordt dik, rood en pijnlijk. Ook treedt vaak lichte koorts op. Indien zo’n stuk stolsel losraakt en via de bloedsomloop in de longen terechtkomt, spreekt men van longembolie. Om trombose en longembolieën te voorkomen, dient men soms medicatie toe om het bloed minder stolbaar te maken zolang de patiënt niet normaal kan rondlopen. Eventuele stolsels lossen daardoor bijna volledig op. Gelukkig is deze compicatie bijzonder zeldzaam bij borstoperaties. Snelle mobilisatie blijft hoe dan ook aangewezen, zeker bij risicopatiënten.