In 2002 werd de OLV Borstkliniek opgericht. Deze borstkliniek is geen aparte afdeling binnen het ziekenhuis maar wel een organisatie die alle medische disciplines in het ziekenhuis samenbrengt die bij de behandeling van borstkanker betrokken zijn. Voor alle campussen van het OLV Ziekenhuis streven naar een uniform beleid inzake borstkankerscreening, diagnostiek, lokale en medicamenteuze behandeling, opvolging, risicobepaling, palliatieve zorg, psychosociale begeleiding, enzovoort.
Het OLV Ziekenhuis neemt met 59 andere Vlaamse ziekenhuizen deel aan het VIP2-project en publiceert in dit kader ook kwaliteitsindicatoren met betrekking tot borstkanker. Het OLV Ziekenhuis haalt telkens goede tot zeer goede resultaten op dit vlak: zie samenvattende tabel.
In de zomer van 2015 haalde de OLV Borstkliniek de Eusoma-accreditatie. Eusoma is de Europese vereniging van borstkankerspecialisten. Dokter Heidi Roelstraete, medisch coördinator van de OLV Borstkliniek: “Wij hebben vrijwillig gekozen om voor het certificaat van Eusoma te gaan, omdat het perfect past in ons streven om steeds beter te worden en voor een optimale kwaliteit van patiëntenzorg te gaan. Het contact met andere Europese experten houdt ons alert. Wij streven ernaar om voorop te blijven lopen."
De OLV Borstkliniek is ook lid van het Breast Centres Network, een programma van de European School of Oncology. Het Breast Centres Network heeft vier belangrijke objectieven:
Medisch coördinator OLV Borstkliniek
|
![]() |
Verpleegkundig specialist OLV Borstkliniek / Borstverpleegkundige - Sarah PalstermanDe verpleegkundig specialist (borstverpleegkundige) is een extra ondersteuning voor borstpatiënten en is tevens een aanspreekpunt voor artsen binnen en buiten het ziekenhuis. |
![]()
|
Sociaal verpleegkundige/ Borstverpleegkundige - Ann BiebautDe borstverpleegkundige is een extra ondersteuning voor borstpatiënten en is tevens een aanspreekpunt voor artsen binnen en buiten het ziekenhuis. Contact: T. 053 72 40 18 of Ann [dot] biebaut [at] olvz-aalst [dot] be |
|
Klinisch psycholoog OLV Borstkliniek - Laura Van de SypeDe klinisch psycholoog biedt een extra ondersteuning voor borstpatiënten en is tevens een aanspreekpunt voor artsen binnen en buiten het ziekenhuis. Samen met OPST Borstkliniek kan ze ondersteuning bieden aan borstpatiënten en hun naasten vanaf de eerste consultatie, gedurende de behandeling en in de nazorgfase. Contact: T. 053 72 79 24 of laura [dot] van [dot] de [dot] sype [at] olvz-aalst [dot] be |
![]() |
Referentieverpleegkundigen |
||
Lieve Van der Stockt |
Hoofdverpleegkundige T6 |
|
Ilse Baten |
Verpleegkundige D5 |
|
Evelien Taelemans |
Verpleegkundige Medische Beeldvorming (Asse) |
|
Els Roelandt |
Verpleegkundige Radiotherapie |
|
Graziëlle Van Den Hel |
Verpleegkundige anesthesie |
|
Line De Witte |
Fysiotherapie |
|
Kathleen Vandamme |
Hoofdverpleegkundige Radiotherapie |
|
Annick Van Den Borre |
Verpleegkundige C6 |
|
Laura Vermeersch |
Verpleegkundige Radiotherapie |
|
Dina Arents |
Verpleegkundige C4 |
|
Sofie De Saedelaere |
Verpleegkundige C4 |
|
Nele Boudonck |
Verpleegkundige Nucleaire Geneeskunde |
|
Griet Van de Velde |
Adjunct verpleegkundige T6 |
|
Ilse Claessens |
Studies Oncologie |
|
Gwenny De Metter |
Data Manager Oncologie |
Medisch coördinator - dr. A. Roelstraete
T. secretariaat 053 72 44 79
heidi [dot] roelstraete [at] olvz-aalst [dot] be
Verpleegkundig coördinator OLV Borstkliniek / borstverpleegkundige - Sarah Palsterman
T. 053 72 49 66
sarah [dot] palsterman [at] olvz-aalst [dot] be
Verpleegkundig coördinator OLV Borstkliniek / borstverpleegkundige - Sarah Palsterman
T. 053 72 49 66
sarah [dot] palsterman [at] olvz-aalst [dot] be
Wanneer men geconfronteerd wordt met borskanker, brengt dat vaak hevige emoties teweeg. het Oncologisch Psychosociaal Support Team (OPST) biedt u hiervoor begeleiding aan. Creativiteit kan echter een waardevolle aanvulling zijn. Daarom organiseert het OPST samen met de vzw De Batterie in 2018 tien atelierdagen waarop borstkankerpatiënten samen een kunstwerk maken onder deskundige begeleiding. Meer info.
Voor de Dag Tegen Kanker 2017 fotografeerde Sarah Palsterman, verpleegkundig specialist Borstkliniek, elf citroenen met elk een bepaald alarmsignaal voor borstkanker.
Sarah baseerde zich hiervoor op de campagne ‘Know your lemons’ van Worldwide Breast Cancer. Het doel van deze foto’s is om vrouwen én mannen bewust te maken van de mogelijke subtiele veranderingen in een borst bij borstkanker.
De foto’s zijn te bewonderen aan de ingang van de medische beeldvorming op X+0 (Campus Aalst).
Met het oog op een optimale zorgverlening zijn binnen de OLV Borstkliniek een aantal doelstellingen naar voor geschoven:
Acht medische disciplines zijn actief betrokken in de werking van de OLV Borstkliniek. Zij vormen de 'kern'diensten. Daarnaast zijn ook verschillende disciplines en diensten geässocieerd. Binnen elke medische discipline werd een verantwoordelijke arts aangeduid, doch elke arts die een borstkankerpatiënt behandelt, maakt deel uit van de OLV Borstkliniek. Naast een arts is binnen elke discipline minstens één borstreferentieverpleegkundige betrokken in de werking van de Borstkliniek. Deze referentieverpleegkundigen fungeren elk binnen hun eigen afdeling als vertouwensfiguur voor patiënten en collega's en als tussenschakel tussen de verschillende hulpverleners.
Elke betrokken arts en referentieverpleegkundige vertoont een bijzondere interesse in de borstpathologie, engageert zich actief in de werking van de OLV Borstkliniek en laat zich continu bijscholen. De voorzitter van de OLV Borstkliniek heeft vooral een coördinerende en organiserende functie.
De coördinator wordt voor de dagelijkse werking bijgestaan door twee borstverpleegkundigen, een klinisch psycholoog en een datamanager.
Elke donderdagmiddag vergadert het team van de OLV Borstkliniek.
De staf wordt bijgewoond door alle betrokken artsen (anatomopatholoog, radioloog, chirurg, gynaecoloog, plastisch chirurg, medisch oncoloog en radiotherapeut ), de klinisch psychoog, de borst- en sociaal verpleegkundige en de datamanager. Ook huisartsen en borstreferentieverpleegkundigen kunnen deze vergadering bijwonen.
Tijdens deze vergadering wordt elke nieuwe Borstkliniek-patiënt (zowel voor als na de operatie) besproken. Ook diagnostische en therapeutische probemen van follow-up patiënten komen aan bod.
Elk therapievoorstel is steeds ondersteund door het volledig team van de Borstkliniek. In de besluitvorming wordt niet alleen de strikte medische elementen weerhouden maar ook de volledige psychosociale context van de patiënt.
Er wordt in die mate belang gehecht aan het advies van de volledige staf, dat sommige beslissingen worden uitgesteld tot na bespreking op de stafvergadering. Dat kan op zich leiden tot enige vertraging van de behandeling. Dit weegt echter niet op tegen de enorme meerwaarde van een mulidisciplinair advies.
Om de diagnose van een borstgezwel te bevestigen, zal u een aantal onderzoeken ondergaan.
Andere onderzoeken zijn noodzakelijk om uitbreiding lokaal (lymfklieren) of naar de organen (uitzaaiingen) uit te sluiten of te bevestigen.
Om al deze onderzoeken zo vlot mogelijk te laten verlopen, vindt u hier de meest courante technische procedures opgesomd. Elk onderzoek wordt nader toegelicht. Op deze manier hopen wij de stress die dergelijke technische onderzoeken met zich meebrengen, tot een minimum te beperken.
U schrijft zich in aan de dienst 'Inschrijvingen' (-2) van het ziekenhuis.Vervolgens meldt u zich aan op het secretariaat Medische Beeldvorming (gelijkvloers).
Breng uw vorige foto's van de borst mee. U wacht in de wachtkamer tot de verpleegkundige u komt halen. In de kleedkamer doet u uw trui en beha uit. In de mammografiezaal stelt de verpleegkundige u enkele routinevragen. Deze informatie is belangrijk voor de radioloog bij het bekijken van de foto's. De verpleegkundige zal ook uw borsten met de hand onderzoeken. Daarna worden rontgenfoto's van de linker en rechterborst genomen. Van elke borst maakt zij minstens twee foto's. De borst wordt op een plaat gelegd, een tweede plaat drukt de borst gedurende vijf seconden samen. Dit is zeer belangrijk voor de kwaliteit van de foto. Indien u dit samendrukken als pijnlijk ervaart, mag u dit gerust melden aan de verpleegkundige. De foto's worden na ontwikkeling meteen getoond aan de radioloog. In totaal duurt zo'n onderzoek ongeveer twintig minuten.
Een echografie gebeurt meestal in aansluiting op de mammografie en wordt uitgevoerd door de radioloog. Deze bekijkt eerst grondig de foto's van de mammografie. Voor het echo-onderzoek begeleidt de verpleegkundige u naar de echografiezaal. Tijdens de echografie wordt er een afbeelding van de borst gemaakt. De arts brengt gel aan op de borst en gaat er overheen met een apparaatje. De gel voelt koud aan, maar de echografie is volkomen pijnloos. Soms kan het zijn dat de echografie niet voldoende duidelijkheid geeft. Eventueel zal de radioloog u aanraden om een MR-onderzoek te laten uitvoeren. Voor dit onderzoek is dan wel een nieuwe afspraak noodzakelijk.
Indien mogelijk geeft de radioloog U een voorlopig resultaat na de mammografie en echografie. De definitieve beoordeling van de mammografie en de echografie, en de eventuele vergelijking met vorige foto's, vergt tijd en bijzondere aandacht van de radioloog. Daarom volgen de definitieve resultaten pas achteraf: de resultaten worden dan doorgestuurd naar uw huisarts of uw behandelende arts.
Dit onderzoek wordt eveneens uitgevoerd in de dienst Medische Beeldvorming. Vaak gebeurt dit onderzoek wanneer de mammografie en echografie moeilijk te beoordelen zijn, of wanneer een afwijking in de borsten van naderbij bekeken dient te worden.
Tijdens het MR-onderzoek wordt met behulp van een sterke magneet en radiogolven afbeeldingen van uw borsten gemaakt (MR = Magnetische Resonantie).
Voor het maken van de afspraak houdt men rekening met uw menstruatiecyclus: het meest ideale tijdstip voor een MR borst onderzoek is de 10de of 11de dag van de cyclus. In deze fase van de cyclus zien we nauwelijks aankleuring van normaal borstklierweefsel. (NB: de eerste dag van de menstruatie = de eerste dag van de cyclus)
Wanneer u aan de beurt bent, zal de verpleegkundige u enkele vragen stellen. Metalen voorwerpen zoals een pacemaker, vaatclips, oude types kunsthartkleppen, ... mogen niet in de buurt van de magneet komen. De verpleegkundige zal ook een infuus aanbrengen om tijdens het onderzoek een kleurstof te kunnen toedienen.
In de MR-zaal zelf neemt u in buiklig plaats op de tafel. Neem een zo comfortabel mogelijke posite in en probeer zo rustig mogelijk te blijven liggen. Het onderzoek duurt maar 15 minuten. Probeer niet te bewegen, anders moeten de foto's misschien opnieuw genomen worden.
De tafel wordt in een tunnel geschoven die langs beide kanten open is. Via een televisiescherm en een luidspreker is er direkt contact tussen u en de verpleegkundige. Bovendien houdt u een belletje in de hand waarmee u een signaal kan geven als u hulp nodig hebt.
Tijdens het maken van de foto's hoort u een luid kloppend geluid. Het onderzoek bestaat uit meerdere reeksen, meestal vier opnames. Na de eerste of tweede opname wordt een kleurstof via een infuus ingespoten. Normaal voelt u hier niets van.
Omdat er eerst nog enkele berekeningen noordzakelijk zijn, kan u niet onmiddelijk resultaat van dit onderzoek verwachten. De opnames worden bovendien ook nog vergeleken met vroeger genomen mammografie- en echografiebeelden.
De radioloog geeft echter het protocol van het onderzoek zo snel mogelijk door aan uw behandelende arts.
Om de diagnose van een borstgezwel te bevestigen of te weerlegen, moet in vele gevallen wat weefsel weggenomen worden. Dit weefsel wordt dan microscopisch onderzocht. De techniek van weefselafname noemen we een biopsie.
Er bestaan verschillende biopsietechnieken. Telkens wordt getracht om dié techniek te gebruiken, die het meest informatie biedt en dit met de minste bijwerkingen. Slechts in uitzonderlijke gevallen dienen we over te gaan tot een operatieve ingreep: de "open" biopsie.
De FNAC-biopsie
De Core-biopsie of True-cut biopsie
De Vacuümaspiratiebiopsie
De "Open"-biopsie
Indien het letsel voelbaar is, wordt soms gekozen voor een fijne naald-aspiratie (FNAC: Fine Needle Aspiration). Hierbij wordt met een fijne naald geprikt in het letsel en worden enkele cellen opgezogen voor microscopisch onderzoek.
Deze procedure verloopt meestal zeer vlot en levert zeer snel resultaat op. Aangezien slechts losse cellen onderzocht worden, kan dit onderzoek een enkele keer iets minder nauwkeurig zijn dan de andere biopsietechnieken.
De radioloog zoekt met echografie het letsel in de borst op. De borst wordt dan plaatselijk verdoofd met een kleine prik. Het letsel in de borst wordt aangeprikt met een speciale naald. Dit is bijna pijnloos, men voelt alleen een schokje wanneer de naald heel snel in de borst springt. Daarna wordt een pleistertje aangebracht. Het onderzoek duurt ongeveer 15 minuten en men moet hiervoor niet nuchter zijn. Na het onderzoek mag u onmiddellijk naar huis. U moet het alleen die dag wat kalmer aan doen. Een bad nemen mag als er een mooi korstje op de prikplaats is gekomen.
Dit onderzoek levert cilindertjes weefsel op, dit in tegenstelling tot de FNAC (enkel losliggende cellen). Het resultaat van het microscopisch onderzoek laat meestal een tweetal dagen op zich wachten. Wanneer bijzondere kleuringen nodig zijn, kan het resultaat nog wat later verwacht worden.
Met een vacuüm geassisteerd toestel kan door middel van een éénmalige naaldpassage een groot aantal weefselstalen worden genomen. Op deze manier bekomt men voldoende weefsel om een betrouwbare diagnose te stellen, de patiënt met de grootste zekerheid uitsluitsel te geven over wat er aan de hand is en indien nodig een precies behandelingsschema op te stellen.
Dit onderzoek gebeurt zittend in een aangepaste zetel. Het is belangrijk hierbij goed stil te zitten. Onder plaatselijke verdoving wordt een insnede van 4 mm gemaakt. Hier wordt de naald ingebracht. Eens de naald in de nabijheid van het letsel is geplaatst, kunnen we door vacuümaspiratie en onder radiografische controle, de hele zone biopsiëren. Na de ingreep wordt de biopsieplaats aangedrukt en sluiten we de insnede met een steristrip. U kan het ziekenhuis onmiddellijk verlaten, u houdt het die dag enkel wat rustig. Het resultaat van het weefselonderzoek zelf is meestal twee dagen later bekend.
Deze techniek wordt enkel toegepast wanneer andere biopsie technieken ontoereikend zijn: bij kleine verkalkingen in de borst zonder duidelijke massa, bij goedaardige letsels die de patiënt liever verwijderd wil zien (bvb fibroadenomen) of bij letsels waarbij men niet met 100% zekerheid kan zeggen dat ze goedaardig zijn.
Soms laten we op het einde van de biopsie procedure een clip achter in de borst. Deze clip duidt dan de plaats van de biopsie aan en kan later makkelijk teruggevonden worden bij een controle mammo-of echografie.
Sinds enkele jaren wordt deze techniek ook toegepast onder MR-begeleiding (op het MR-toestel).
Een open biopsie is een chirurgische ingreep onder algemene narcose, waarbij er een sneetje wordt gemaakt in de borst en rechtstreeks een beetje weefsel wordt weggenomen.
Het stukje weefsel wordt onderzocht door de patholoog-anatoom met de bedoeling een diagnose te stellen.
Deze techniek wordt gebruikt indien puncties of biopsies geen uitsluitsel geven.
De chirurg of gynaecoloog richt zich soms op een harpoen, dit is een soepele metaaldraad die in de buurt van het letsel geplaatst werd met behulp van mammografie of echografie.
Bij de oppuntstelling van een borsttumor worden een aantal stagingonderzoeken uitgevoerd.
Deze onderzoeken sporen uitzaaïngen (of metastasen) op. Ook bij de opvolging van patiënten met borstkanker, kunnen dergelijke onderzoeken op regelmatige tijdstippen herhaald worden.
De klassieke check-up naar uitzaaïngen op afstand bestaat meestal uit:
Bij de bloedafname worden er verschillende parameters nagekeken: bloedcellen, suiker, nier- en leverfunctie, zouten,... . Dit ter evaluatie van de algemene toestand en ter voorbereiding van eventuele ingreep. Daarnaast kan ook een tumormarker bepaald worden.
Een longfoto kan aangevraagd worden als routine onderzoek bij een staging en als voorbereiding op een heelkundige ingreep.
De afspraak voor dit onderzoek wordt via het secretariaat geregeld.
Voorbereiding
Er is geen specifieke voorbereiding noodzakelijk.
Uitvoering
Het gaat om een staande röntgenopname, face (vooraanzicht) en profiel (zijaanzicht).
U dient enkel het bovenlichaam te ontbloten.
Uitslag
Een radioloog beoordeelt de kwaliteit van het onderzoek voordat u de afdeling verlaat. Op een later tijdstip wordt het onderzoek nauwkeurig bekeken. Er wordt dan een verslag gemaakt voor uw behandelend arts.
Deze zal u het resultaat meedelen.
Met een botscintigrafie kunnen verschillende soorten aandoeningen van het skelet worden opgespoord. Bij de diagnose van borstkanker wordt een botscan gedaan om eventuele uitzaaïngen in het bot op te sporen.
Voorbereiding op het onderzoek
Voor dit onderzoek is geen speciale voorbereiding vereist.
Wel wordt u verzocht vóór het maken van de foto's naar het toilet te gaan en goed uit te plassen. Een volle blaas bemoeilijkt namelijk het fotograferen van het bekken.
Uitvoering van het onderzoek
Aan het begin van het onderzoek krijgt u door middel van een injectie in een bloedvat in de arm een kleine hoeveelheid radioactieve stof toegediend. Deze stof wordt opgenomen in het skelet. Dit vraagt echter enkele uren. In deze wachttijd mag u de afdeling/ziekenhuis verlaten.
Als de radioactieve stof voldoende is opgenomen in het skelet, begint de opname van de beelden. U komt op een onderzoekstafel te liggen en er worden in verschillende richtingen foto's genomen. De manier waarop dit gebeurt hangt af van de beschikbare apparatuur. Dit duurt 20 tot 45 minuten. Hierna wordt gecontroleerd of alles duidelijk in beeld is gebracht; zo nodig worden één of meer extra opnamen gemaakt.
Tijdens het maken van de foto's is het van belang zo stil mogelijk te blijven liggen. Metalen voorwerpen kunnen het onderzoek verstoren. Daarom kan u gevraagd worden metalen sieraden af te doen of bepaalde kledingstukken uit te trekken.
Uitslag van het onderzoek
Een arts van de afdeling Nucleaire Geneeskunde beoordeelt de kwaliteit van het onderzoek voordat u de afdeling verlaat. Op een later tijdstip wordt het onderzoek nauwkeuriger bekeken. Daarbij wordt zo nodig vergeleken met eerdere botscintigrammen of röntgenonderzoeken.
Er wordt dan een verslag gemaakt voor uw behandelend arts. Deze zal u de uitslag meedelen.
Tijdens het echografisch onderzoek van de lever gaat de radioloog na of er afwijkingen bestaan ter hoogte van de lever. Voor dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van geluidsgolven.
Voorbereiding
Voor het onderzoek zelf dient u nuchter te zijn. Verder is het onderzoek volkomen onschadelijk.
Uitvoering
Voor het echo-onderzoek begeleidt de verpleegkundige u naar de echozaal. Tijdens de echografie wordt er een afbeelding van de lever gemaakt. De arts brengt gel aan op de buikwand rechts en gaat er overheen met een apparaatje. De gel voelt koud aan, maar de echografie is volkomen pijnloos.
Uitslag
Soms kan het zijn dat de echografie niet voldoende duidelijkheid geeft. Eventueel zal de radioloog u aanraden om een CT-can te laten uitvoeren. Voor dit onderzoek wordt dan wel een nieuwe afspraak gemaakt via uw behandelende arts. (Klik hier voor de patiëntenfolder over het CT-onderzoek, dat u als een drieluikje kunt afdrukken).
Hartfunctieonderzoek op de dienst Nucleaire geneeskunde: hartejectiefractie MUGA
U schrijft zich in aan de dienst Inschrijvingen (-2) van het ziekenhuis. Vervolgens meldt u zich aan op het secretariaat Nucleaire geneeskunde.
In tussentijd bereidt de verpleegkundige het product dat ze u zal toedienen. Het is een radioactief serumalbumine (=eiwit).
Hierna wordt u geïnstalleerd op een mobiele tafel.
Er worden 3 monitorelektroden op uw borst gekleefd, welke aangesloten worden op een monitoringtoestel voor EKG (electrocardiogram) en een computer.
Het product wordt in een ader aan de niet-geopereerde zijde ingespoten.
Een scanapparaat wordt schuin tegenover uw linkerborstzijde geplaatst om de linkerhartkamer te visualiseren.
De ejectiefractie wordt berekend als het gemiddelde van een aantal opeenvolgende hartslagen.
Het gemiddelde van een vrouw is ongeveer 55 %, voor een man 62 %.
Tracht zo rustig mogelijk te zijn, zodat u een normale hartslag heeft. Angst voor dit onderzoek is echt niet nodig. Omwille van de radioactiviteit zal men u aanraden geen contact te hebben met zwangere vrouwen of kleine kinderen (indien dit niet mogelijk is kan men een afstand behouden: hoe verder verwijderd, hoe lager de radioactiviteit).
Ook dient u veel te drinken na dit onderzoek (o.a. cafeïnehoudende dranken zoals koffie of thee, omdat deze vochtafdrijvend werken en zo de radioactiviteit in het lichaam sneller afbreken (normaal duurt dit ongeveer 12 u).
Wat is een transthoracaal echocardiogram (TTE/ultrasone hartscan)?
Een transthoracaal echocardiogram is een ultrasone scan van het hart. Hoogfrequentiegeluidsgolven worden naar het lichaam gezonden en ontvangen op een TV-monitor die de interne structuur van het hart weergeeft. Hierdoor krijgt uw arts informatie over de pompfunctie van het hart en over de toestand van de hartkleppen.
Doet het onderzoek pijn?
Het onderzoek is pijnloos, er worden geen naalden gebruikt. Bij de ultrasone echografie worden geen straling of x-stralen gebruikt. Er zijn geen risico's verbonden aan de TTE en het onderzoek kan perfect worden uitgevoerd bij volwassenen, kinderen en baby's. Er is zelfs geen risico voor het ongeboren kind.
Moet ik iets doen voor het onderzoek?
Neen, u mag gewoon eten en drinken en uw medicatie innemen zoals u dat normaal doet.
Wat gebeurt er tijdens het onderzoek?
Het onderzoek zal uitgevoerd worden door een echocardiografist, dit is ofwel een arts ofwel een sonografist. Het onderzoek wordt uitgevoerd in een afzonderlijke afgesloten ruimte. U zal gevraagd worden enkel het bovenlichaam vrij te maken. U neemt plaats op het onderzoeksbed. Er zal u gevraagd worden om op uw linker zijde te gaan liggen, zodat de echocardiografist een goed beeld krijgt van uw hart. Er wordt gel aangebracht op de borstkas en met een kleine sonde wordt er over de huid bewogen, soms to bij de maag of de nek om ht hart vanuit verschillende posities te zien. We leiden voortdurend nieuwe echocardiografisten op. Wanneer de persoon die het onderzoek uitvoert, de hulp inroept van een senior geneesheer of sonografist dan hoeft u zich geen zorgen te maken. Dit is enkel omdat ze gesuperviseerd worden en niet omdat er bij u een onregelmatigheid wordt geconstateerd.
Hoe lang duurt het onderzoek?
De echoscan zal ongeveer 40 minuten duren.
Wat gebeurt er na het onderzoek?
Van zodra het onderzoek is afgelopen, mag u weggaan. De echocardiografist zal een medisch verslag opmaken en dit aan uw behandelende arts bezorgen.
U onderging recent een aantal onderzoeken waarbij een gezwel in de borst werd vastgesteld. Het kwaadaardig karakter van het gezwel werd bevestigd door middel van een biopsie. Samen met uw arts werd beslist tot een heelkundige ingreep. Welke procedure voor u aangewezen is, hoort u van uw behandelend arts. Het is belangrijk dat u weet dat dit voorstel werd besproken op de multidisciplinaire staffvergadering in aanwezigheid van al uw behandelende artsen (radioloog, chirurg, gynaecoloog, radiotherapeut, medisch oncoloog, plastisch chirurg enz...). Tracht te begrijpen waarom de u voorgestelde behandeling het meest geschikt is. Concrete informatie vindt u bij uw behandelende artsen. In eerst instantie wordt een behandeling voorgesteld voor de borsttumor. In tweede instantie wordt, waar dit nodig is, een heelkundige procedure uitgestippeld voor behandeling van de okselklieren. Om praktische redenen worden de procedures afzonderlijk besproken, uiteraard worden ze in èènzelfde tijd uitgevoerd.
Bekijk de video over de heelkundige behandeling.
De plastisch chirurgen die aan het OLV Ziekenhuis verbonden zijn, tekenden in op de Riziv-conventie. Borstkankerpatiënten hebben daardoor sinds 1 november 2016 beter toegang tot deze ingreep. Meer info
Om u beter te leren kennen en uw gezondheidstoestand te kunnen evalueren, zal de anesthesist een dossier aanleggen. Uw behandelende geneesheer kan hem hierbij helpen. Dit onderzoek is belangrijk. Het laat toe de risico’s, die aan elke ingreep verbonden zijn, te definiëren. Bij de preoperatieve consultatie bij de gynaecoloog zal u doorverwezen worden naar de anesthesieverpleegkundige. Hierbij zal u een vragenlijst overhandigd woden. Gelieve de vragen juist te beantwoorden. Het gaat immers om uw veiligheid. Veel aandacht zal besteed worden aan de geneesmiddelen die u neemt.
Nuchter blijven: voor uw veiligheid vragen wij u een aantal uren voor de operatie niets te eten of te drinken. Uw maag moet immers leeg zijn voor de ingreep.
Premedicatie: om het angstgevoel voor de ingreep te verminderen, kan de anesthesist een premedicatie voorschrijven: het gaat om geneesmiddelen die de patiënt voorbereiden op de anesthesie en op de ingreep en die hem in zekere mate kalmeren. Meestal zal men u de geneesmiddelen die u reeds innam voor de operatie verder laten innemen. Het plots onderbreken van deze medicatie kan nadelige gevolgen hebben. De anesthesist kan het best beoordelen of u deze geneesmiddelen al dan niet verder mag innemen.
Vooraleer een heelkundige behandeling uitgevoerd wordt, dienen een aantal pre-operatieve onderzoeken te gebeuren. Meestal wordt een EKG genomen en wordt er bloed onderzocht. Een longfoto is meestal al ter beschikking (zie staging procedures) .
U onderging recent een aantal onderzoeken waarbij een kwaadaardig gezwel werd ontdekt. Samen met uw arts werd beslist tot een heelkundige ingreep. Waar dit kan, wordt een borstsparende ingreep uitgevoerd. Als dit om technische of andere redenen niet mogelijk is, wordt overgegaan tot een borstamputatie.
Indien een amputatie noodzakelijk is, zal altijd overwogen worden of een onmiddellijke reconstructie kan uitgevoerd worden. Soms is dit niet aangewezen en dient de reconstructie uitgesteld te worden tot na het beëindigen van de volledige nabehandeling.
De mastectomie, of chirurgische verwijdering van de borst, wordt al meer dan een eeuw toegepast.
De radicale mastectomie, d.i. de verwijdering van de volledige borst, de lymfknopen in de oksel plus de kleine en de grote borstspier, werd ontwikkeld door een Amerikaanse chirurg, dr. Halsted. De techniek was gebaseerd op de stelling dat de kansen op genezing toenamen naarmate er meer weefsel werd verwijderd. Later onderzoek toonde aan dat er geen voordeel was verbonden aan de chirurgische verwijdering van de borstspieren: Bij de gemodificeerde radicale mastectomie wordt de volledige borst verwijderd samen met de oksellymfeklieren. De borstspieren worden evenwel ongemoeid gelaten. De volledige radicale mastectomie wordt vandaag de dag enkel nog toegepast bij patiënten waarbij de tumor ook de borstspieren heeft aangetast. Dit komt slechts voor bij een kleine minderheid van de patiënten.
De laatste twintig jaar werd een nieuwe techniek voor de chirurgische behandeling van borstkanker ontwikkeld: de lumpectomie, tumorectomie of borstsparende operatie. Als de tumor klein is en zich beperkt tot één plek in de borst kan de mastectomie worden vervangen door de lumpectomie. Het doel van deze relatief simpele ingreep is de tumor te verwijderen en zoveel mogelijk gezond borstweefsel intact te laten. Om er zo zeker mogelijk van te zijn dat er geen kwaadaardige cellen in de borst achterblijven, wordt er rondom de tumor een gedeelte van het gezonde weefsel mee verwijderd. Afhankelijk van de hoeveelheid borstweefsel die moet worden verwijderd, krijgt deze operatie verschillende benamingen toegekend: wijde excisie, partiële mastectomie, segmentele mastectomie of kwadrantectomie. De algemene en bekendste term is evenwel lumpectomie. De cosmetische resultaten van de ingreep variëren naargelang de lokatie en de omvang van de tumor en de omvang van de borst. Als er uit een grote borst een grote tumor moet worden verwijderd, kan het resultaat esthetisch acceptabeler zijn dan als er een kleine tumor moet worden verwijderd uit een kleine borst. Borstsparende chirurgie wordt bijna altijd aangevuld met radiotherapie, die ervoor moet zorgen dat de kwaadaardige cellen die eventueel zijn achtergebleven in het borstweefsel, worden vernietigd.
Bij borstkanker is het belangrijk om een idee te hebben of de okselklieren zijn aangetast. In ongeveer 30% van alle borsttumoren zijn de okselklieren aangetast. Vroeger bestond er geen enkele adequate, niet-chirurgische methode om uit te maken of de okselklieren waren aangetast. Dit kon dus enkel door ze te verwijderen (okselklieruitruiming) en deze microscopisch te laten onderzoeken. Deze procedure zorgde voor een goede lokale controle en leverde voldoende informatie op voor een eventuele nabehandeling. Echter tengevolge van een okselklieruitruiming kon u geruime tijd last hebben van pijn en verminderde beweeglijkheid van de arm en kon er bovendien op langere termijn oedeem van de arm optreden.
Om deze vervelende bijwerkingen te vermijden werd een nieuwe operatietechniek ontwikkeld: de sentinelklierprocedure. Deze techniek maakt het mogelijk om de eerste drainerende lymfeklier op te sporen die via een lymfevat rechtstreeks in verbinding staat met de tumor. Deze klier wordt de sentinelklier of schildwachtklier genoemd. De sentinelklier wordt als eerste aangetast wanneer de tumor zich verspreidt via de lymfebaan. Daarna kunnen ook alle andere klieren aangetast worden. Wanneer dus de sentinelklier positief is, zijn mogelijks ook andere lymfeklieren aangetast. Is de sentinelklier negatief, dan zijn de andere klieren negatief en is een okseluitruiming niet nodig. Door enkel de lymfeklieren te verwijderen bij patiënten die een aangetaste sentinelklier vertonen, wordt bij een grote groep patiënten een onnodige ingreep vermeden.
Sentinelklieruitruiming of schildwachtkliertest
Okselklieruitruiming
Mogelijke verwikkelingen na het verwijderen van de lymfeknopen
1. Men spuit in of naast de tumor een blauwe kleurstof (Patent blue) bij het begin van de operatie. Dan volgt men van hieruit de blauw kleurende lymfvaten tot aan de eerst aankleurende klier. Deze klier wordt dan verwijderd.
2. Men spuit een beperkte hoeveelheid radioactief product in of rond de tumor of in de huid, 6 tot 12 uur voor de operatie. Via een gammacamera kan men dan het verloop van de lymfedrainage volgen en de sentinelknopen op de huid aanduiden.
3. Tijdens de operatie kunnen deze sentinelknopen opgespoord worden met een detectietoestel:intra-operatieve gamma probe. Globaal gezien is deze methode voor de chirurg de meest eenvoudige. De beste resultaten qua gevoeligheid en specificiteit van het onderzoek worden bekomen door een combinatie van beide technieken toe te passen, omdat in zeldzame gevallen soms een sentinelknoop wordt aangetroffen die wel blauw kleurt maar niet radioactief is of omgekeerd.
De sentinelknopen worden gedetailleerd onderzocht. Wanneer deze knopen geen kwaadaardige cellen bevatten, is de kans dat er toch elders in de oksel uitzaaiingen zitten heel klein: minder dan 5%.
Op die manier kan men dus bij een belangrijk deel van de patiënten afzien van een okseluitruiming . Zelfs bij positieve sentinelklier kan in sommige gevallen een okseluitruiming achterwege blijven.
Een nadeel van de techniek is dat toch een aantal patiënten een tweede ingreep moeten ondergaan omdat pas na de sentinelprocedure blijkt dat de oksel is aangetast.
In de lymfeknopen onder de oksel komen de lymfevaten (dunne buisjes die lymfe vervoeren) van de borst en de arm samen. In de lymfeknopen wordt de lymfe gefilterd en nadien weer in de bloedstroom gebracht. De filtering van de lymfe zorgt er bijvoorbeeld voor dat bacteriën afkomstig van een verwonding aan de vinger of kwaadaardige cellen die zich hebben losgemaakt van een tumor niet in de bloedstroom kunnen terecht komen.
Onafhankelijk van de keuze tussen borstamputatie of borstsparende heelkunde, zal de chirurg tijdens de operatie steeds een aantal lymfknopen uit de oksel verwijderen.
De verwijdering van de lymfknopen heeft een tweevoudig doel:
Vaststellen of er kankercellen aanwezig zijn in de lymfknopen
De aantasting van de lymfknopen is een belangrijke factor bij het bepalen van het stadium waarin de kanker zich bevindt en het vastleggen van de vervolgtherapie op de operatie.
Zo zal er bijvoorbeeld chemotherapie worden toegediend aan patiënten met aantasting van één of meer lymfknopen en volgt er meestal radiotherapie van de oksel als er vier of meer lymfknopen door kwaadaardige cellen zijn aangetast of als de kanker door het kapsel van de lymfkno(o)p(en) is gegroeid.
Bestrijding van de borstkanker
Indien de lymfknopen zijn aangetast door kwaardaardige cellen, kan de kanker verder groeien in de lymfknopen. Door de verwijdering van de lymfknopen wordt ook de nieuwe kankerhaard (of haarden) verwijderd.
Meer lezen? zie ook: fysiotherapie en revalidatie
Een borstreconstructie betekent dat er een nieuwe borststructuur wordt gecreëerd op de plaats waar de borst verwijderd werd omwille van een borstamputatie.
Deze reconstructie kan uitgevoerd worden op moment van de mastectomie (borstamputatie). De onmiddellijke reconstructie is een ingreep waarbij de patiënte niet geconfronteerd wordt met het gemis van de borst. Er gebeurt dus een ingreep in plaats van twee ingrepen. Dit leidt tot minder kosten, minder lichamelijke problemen na de operatie en anesthesie en beperkte hersteltijd.
Daarnaast kan de reconstructie gebeuren op een later tijdstip. Dit wordt een secundaire reconstructie genoemd. Bij een latere reconstructie is er meer bedenktijd voor de te verkiezen techniek. De patiënt weet hoe het voelt om zonder borst door het leven te gaan en kan hierdoor vaker de beperkingen van een reconstructie beter aanvaarden. Indien de patiënt chemotherapie ondergaat, bestaat er een geringe kans op ontsteking bij de gereconstrueerde borst, vooral indien met prothesen.
Voorts kan de tepel en het tepelhof ook gereconstrueerd worden en is er een mogelijkheid tot symmetrisatie operaties aan de andere borst.
Het is van groot belang om realistische verwachtingen te koesteren omtrent het resultaat. Voorafgaande gesprekken met de plastische chirurg moeten helpen om een realistisch beeld te krijgen. De nieuwe borst kan er natuurlijk uitzien en normaal aanvoelen, maar voor de patiënt kan de nieuwe borst anders voelen dan voorheen.
Plastische chirurgen
|
Dr. Vandevoort M. Dr. Vermeulen P. |
||
Contactgegevens |
|||
Telefoon: |
Secretariaat Aalst |
053/72 43 76 |
|
Fax: |
053/ 72 46 44 |
||
Email: |
|||
Website: |
|||
Borstverpleegkundige |
Sarah Palsterman Ann Biebaut |
053/72 49 66 053/72 40 18 |
|
Deze folder handelt specifiek over reconstructies met lichaamseigen weefsel. Deze techniek resulteert meestal in een natuurlijk uitziende en aanvoelende borst. Hierbij worden er geen lichaamsvreemde voorwerpen in het lichaam aangebracht. De tepel kan op het ogenblik van de reconstructie gecreëerd worden of tijdens een latere ingreep. Laattijdige complicaties zijn bij deze techniek quasi uitgesloten.
Voor de reconstructie met lichaamseigen weefsel bestaan er verschillende types van flappen:
LD Flap
De ‘LD flap’ staat voor Musculus Latissimus Dorsi. Dit is een spier die gesitueerd is in de bovenste helft van de rug. Deze spier wordt tijdens de ingreep gebruikt voor het reconstrueren van de nieuwe borst. Deze spier wordt naar voren gedraaid om meestal eveneens een prothese te bedekken en te beschermen. Soms volstaat echter enkel de huid en de spier om volumesymmetrie te bekomen. Vaak heeft de spier onvoldoende volume om een mooi symmetrisch resultaat te verkrijgen.
Samen met de spier kan er ook huid en vet verplaatst worden om het tekort aan huid ter hoogte van de borstregio op te vullen. Zo wordt er in insnijding gemaakt onder het schouderblad en ontstaat er een litteken op de rug na de ingreep. Dit litteken kan zeer prominent en storend zijn. De ingreep duurt twee tot drie uur.
TRAM Flap
De ‘TRAM flap’ staat voor Transverse Rectus Abdominis Myocutaneous flap. Bij deze ingreep gebruikt men één van de rechte buikspieren. Deze spieren lopen in verticale richting van het borstbeen tot het schaambeen.
De spier wordt samen met vetweefsel en huid in de vorm van een ellips tussen navel en schaambeen, naar de borst verplaatst en in een borstvorm gemodelleerd. Dit noemt men een gesteelde TRAM flap, aangezien het weefsel gesteeld blijft aan het lichaam en zijn bloedvoorziening krijgt via de rechte buikspier.
Een nadeel van deze methode is dat de bloedvoorziening vaak van mindere kwaliteit is. Hierdoor kunnen soms delen van de flap afsterven (huid- en vetnecrose tot 20% kans). Een ander nadeel is het opofferen van een rechte buikspier, waardoor er een zwakte van de buikwand en zelfs breuken kunnen optreden. De mogelijke lichamelijke activiteit is na de ingreep vaak verminderd. De operatie neemt drie tot vijf uur in beslag.
Vrije Flap (TRAM en TMG) en vrije Perforator Flap: DIEP, SIEA, s-GAP
Bij deze techniek worden vet en huid en soms ook een stuk van de spier van een ander lichaamsdeel volledig losgemaakt en dan verplaatst naar de borst met een aan- en afvoerend bloedvat. Het andere lichaamsdeel kan bijvoorbeeld de buik (vrije TRAM) of een bil (vrije GAP) zijn.
Deze ingreep dient te gebeuren door een plastische chirurg die gespecialiseerd is in de microchirurgie. Een belangrijk nadeel bij deze techniek is dat er een klein deel van het spierweefsel wordt opgeofferd indien men kiest voor een TRAM-flap. De nieuwere technieken zoals vrije DIEP en vrije S-GAP offeren geen spierweefsel op en beïnvloeden de mobiliteit dus niet. De patiënten recupereren snel en volledig. Deze techniek faalt in 2% van de gevallen, omwille van de vrij secure dissectie van de bloedvaten uit het spierweefsel of het omliggende vetweefsel. De ingreep duurt zes uur. Complicaties treden zelden op en geeft als resultaat een ‘warme’ borst doordat de borst de lichaamstemperatuur opneemt door de doorbloeding.
Bij reconstructie met eigen weefsel is het zelden aangewezen om een correctie uit te voeren bij de andere, gezonde borst. De gezonde borst kan immers goed nagebootst worden door middel van reconstructie met eigen weefsel. Eigen weefsel is gemakkelijker modelleerbaar dan een prothese. De met eigen weefsel gereconstrueerde borst zal een normaal fysiologisch verloop kennen in de volgende levensjaren. Dit wil zeggen dat de borstomtrek toeneemt met een toename van het gewicht en de borst ook zal uitzakken met de jaren.
Deze folder handelt specifiek over reconstructies met lichaamsvreemd weefsel. Bij deze techniek wordt er gebruik gemaakt van synthetische inwendige implantaten. Dit zijn traanvormige zakjes, gevuld met siliconen of een zoutoplossing. Deze worden onder de huid of onder de borstspier geplaatst.
Om inkapseling door littekenweefsel te voorkomen, wordt het implantaat best onder een spier geplaatst in plaats van onmiddellijk onder de huid. Bij een onmiddellijke reconstructie wordt in de plaats van het verwijderde borstklierweefsel meteen een prothese achtergelaten. Bij een laattijdige reconstructie, worden er kleinere implantaten aangebracht zonder dat de huid en de spieren van de borstwandkas overmatig moeten worden uitgerekt.
Het overmatig uitrekken is nodig om grotere implantaten aan te brengen. Dit wordt bekomen door middel van een tijdelijke expander. Dit is een bijvulbare prothese met een siliconen-wand voorzien van een terugslag- klep. Tijdens de inplanting wordt er reeds een hoeveelheid fysiologisch water in de prothese gebracht. Nadien wordt de prothese op regelmatige tijdsstippen bijgevuld. Na drie tot zes maanden zal de huid en de spieren voldoende gerekt zijn om de tijdelijke expander te vervangen door een definitieve prothese.
Vooraf
Op de consultatie wordt nagegaan of u in aanmerking komt voor deze ingreep. Er vindt een bevraging plaats van de medische én de familiale voorgeschiedenis, medicatiegebruik, allergie, problemen met hoge bloeddruk of stollingsstoornissen. De chirurg kan u voorbeelden laten zien indien u dit wenst. Vervolgens gebeurt er een onderzoek van de borsten. Hiervoor verricht de chirurg enkele metingen ter hoogte van het bovenlichaam en de borsten. Eventuele afwijkingen worden grondig met u besproken. Voorts voelt de chirurg of er geen abnormale massa’s in de borst of de oksel te voelen zijn. Een recente mammografie en/of echografie is een vereiste om verder te kunnen gaan met de ingreep.
De dag van de ingreep
Eventuele pre-operatieve onderzoeken gebeuren ambulant voor de opname. De chirurg komt langs bij u op de kamer of in het operatiekwartier om de ingreep en het verloop nogmaals door te nemen. Op het bovenlichaam wordt een tekening geplaatst. Deze tekening dient als richtlijn voor de chirurg tijdens de operatie. Op dit moment zullen er ook foto’s genomen worden om achter te vergelijken met het resultaat.
De verpleegkundige begeleidt u naar de operatiezaal en ontsmet het bovenlichaam. Nadat de anesthesist u in slaap heeft gebracht, duurt de ingreep ongeveer een uur. Na de ingreep wordt u op ontwaakzaal gehouden. Nadien verhuist u terug naar de kamer. Op de zijwand van de borst wordt een drain (plastic buisje) geplaatst. Deze drain dient om het wondvocht op te vangen. Via een infuus krijgt u pijnmedicatie. De duur van het verblijf in het ziekenhuis (gemiddeld 1 tot 2 dagen) is afhankelijk van uw algemeen welzijn en het debiet van de drain. Bij ontslag krijgt u een voorschrift voor pijnstilling mee, eventueel een voorschrift voor thuisverpleging en een vervolgafspraak. De pijn wordt het sterkst ervaren de eerste 24 tot 72 uur na de ingreep. De borst is dan nog gezwollen en zeer gevoelig. De wondjes dienen droog gehouden te worden gedurende vier weken en u mag geen sport beoefenen.
Achteraf
Bij het verlaten van het ziekenhuis wordt er aangeraden de rest van de dag rustig door te brengen. Bij het slapen of rusten mag u elke houding aannemen, met uitzondering van buiklig.
De eerste dagen kan u na de ingreep pijn ervaren. Deze blijft bij de meeste patiënten zeer beperkt. Aangezien het verband dient droog te blijven, is douchen verboden. U mag gedurende vier weken geen sport beoefenen. Wat betreft professionele activiteiten (niet zwaar fysiek) kan u de volgende dag hervatten. Na twee weken zal de hechting op de consultatie worden verwijderd. Vanaf dan mag u terug baden en douchen. Gedurende een aantal maanden zal u het litteken moeten beschermen tegen de zon.
U zal merken dat in het begin het litteken vrij rood ziet en wat hard aanvoelt. Dit zal in de loop van de tijd verbleken tot een discreet wit litteken. Het zachtjes masseren en het aanbrengen van siliconencrème op het litteken kan dit proces verbeteren. Direct na de ingreep kan de tepel wat ‘gemaakt’ overkomen en hard aanvoelen. Na een drietal maanden zal deze meer soepel worden en er natuurlijker uitzien.
Na drie maand kan het tepelhof gereconstrueerd worden. De chirurg kan u in contact brengen met professionele tatoeëerder.
Verwikkelingen
Bij een goede indicatie en goede opvolging van de richtlijnen is de kans op verwikkeling beperkt. Klassieke complicaties zijn een nabloeding of infectie. Beiden komen echter uiterst zelden voor. Indien u na de ingreep meer pijn, koorts, verkleuring van de huid, een vochtig verband, een sterk gezwollen borst of ongerustheid ervaart, dient u contact op te nemen met de dienst plastische heelkunde of buiten de kantooruren met de spoedafdeling.
Kleine verschillen zijn mogelijk tussen de gezonde en de gereconstrueerde borst. Andere nadelen zijn:
Kapselvorming rond het implantaat, infectie van het implantaat, perforatie van het implantaat doorheen de huid of lekkage van het implantaat. Deze complicaties kunnen te allen tijde na de reconstructie voorkomen. Bovendien is de kans groter na bestraling van de borst (30 tot 40%).
Bijkomende vragen of opmerkingen kan u stellen tijdens de consultatie.
Voordelen van een onmiddellijke reconstructie
Voordelen van een late reconstructie
Synthetische implantaten
Lichaamseigen weefsel
Tepel- en tepelhofreconstructies gebeuren drie tot zes maanden na de eerste reconstructie. Deze periode is noodzakelijk om de borst een definitieve vorm en plaats te laten aannemen. Op deze manier kan de juiste positie van de nieuwe tepel bepaald worden.
De tepel wordt meestal gereconstrueerd met twee of drie kleine flapjes afkomstig van de huid van de flap op de plaats waar de nieuwe tepel moet gevormd worden. Hierdoor worden er nieuwe, kleine littekens gevormd in de nabijheid van de nieuwgevormde tepel. Deze littekens kunnen echter gecamoufleerd worden door een tatoeage van het tepelhof en de tepel. Uitzonderlijk kan de tepel gereconstrueerd worden door een transplantatie van een gedeelte van de andere tepel. Hiervoor dient de oorspronkelijke tepel van voldoende grootte te zijn.
De reconstructie van het tepelhof door een tatoeage gebeurt ongeveer één tot drie maanden na de reconstructie van de tepel.
Een tatoeage van het tepelhof is echter geen definitieve oplossing. Het dient herhaald te worden omwille van het vervagen van het pigment.
Vooraf
Op de consultatie wordt nagegaan of u in aanmerking komt voor deze ingreep. Er vindt een bevraging plaats van de medische voorgeschiedenis, medicatiegebruik, allergie, problemen met hoge bloeddruk of stollingsstoornissen. De chirurg kan u voorbeelden laten zien indien u dit wenst.
De dag van de ingreep
De ingreep is mogelijk onder lokale verdoving. De chirurg komt langs bij u op de kamer of in de operatiezaal, om zo het verloop en de ingreep nogmaals door te nemen. Op het bovenlichaam wordt een tekening geplaatst. Deze tekening dient als richtlijn voor de chirurg tijdens de operatie. Op dit moment zullen er ook foto’s genomen worden om achter te vergelijken met het resultaat.
De verpleegkundige begeleidt u naar de operatiezaal en ontsmet het bovenlichaam. Daarna wordt deze zone afgeplakt met steriele velden. Na eerst een aantal verdovende injecties te geven in de regio waar de tepel komt, voert de chirurg zijn werk uit. De ingreep duurt 20 tot 30 minuten. Na de ingreep zal u een verband dragen. Qua pijnstilling krijgt u postoperatief een voorschrift mee voor pijnstillers. Voorts krijgt u eventueel een voorschrift voor de thuisverpleging en een vervolgafspraak. Gedurende vier weken dienen de wondjes droog en rein te zijn en mag u geen sportactiviteiten beoefenen.
Achteraf
Bij het verlaten van het ziekenhuis wordt er aangeraden de rest van de dag rustig door te brengen. Bij het slapen of rusten mag u elke houding aannemen, met uitzondering van buiklig.
De eerste dagen kan u na de ingreep pijn ervaren. Deze blijft bij de meeste patiënten zeer beperkt. Aangezien het verband dient droog te blijven, is douchen verboden. U mag gedurende vier weken geen sport beoefenen. Wat betreft professionele activiteiten (niet zwaar fysiek) kan u de volgende dag hervatten. Na twee weken zal de hechting op de consultatie worden verwijderd. Vanaf dan mag u terug baden en douchen. Gedurende een aantal maanden zal u het litteken moeten beschermen tegen de zon.
U zal merken dat in het begin het litteken vrij rood ziet en wat hard aanvoelt. Dit zal in de loop van de tijd verbleken tot een discreet wit litteken. Het zachtjes masseren en het aanbrengen van siliconencrème op het litteken kan dit proces verbeteren. Direct na de ingreep kan de tepel wat ‘gemaakt’ overkomen en hard aanvoelen. Na een drietal maanden zal deze meer soepel worden en er natuurlijker uitzien.
Na drie maand kan het tepelhof gereconstrueerd worden. De chirurg kan u in contact brengen met professionele tatoeëerder.
Verwikkelingen
Bij een goede indicatie en goede opvolging van de richtlijnen is de kans op verwikkeling beperkt. Klassieke complicaties zijn een nabloeding of infectie. Beiden komen echter uiterst zelden voor. Indien u na de ingreep meer pijn, koorts, verkleuring van de huid, een vochtig verband, een sterk gezwollen borst of ongerustheid ervaart, dient u contact op te nemen met de dienst plastische heelkunde of buiten de kantooruren met de spoedafdeling.
Bijkomende vragen of opmerkingen kan u stellen tijdens de consultatie.
Bij opname via dagkliniek meldt u zich aan om 7.00 uur op de dienst Inschrijvingen (Onthaalzone, verdieping -2).
Afhankelijk van het type ingreep verloopt uw opname via dagkliniek of verbijft u in het ziekenhuis.
Daar wordt uw kamer toegewezen. Eventueel wordt u voor de ingreep naar de dienst radiologie gebracht voor markering van het letsel of wordt u gezien op de dienst nucleaire geneeskunde voor de voorbereidingen van de Sentinelklierprocedure. Na de ingreep verblijft u kort op de ontwaakzaal van de operatiezaal. Nadien wordt u opnieuw naar uw kamer gebracht. U kan het ziekenhuis verlaten rond 18 uur. Het is wenselijk dat iemand u komt afhalen want zelf een wagen besturen is verboden.
Bij opname met verblijf in het ziekenhuis wordt u in principe opgenomen op de operatiedag zelf, tenzij duidelijk anders afgesproken met uw arts. U dient nuchter te zijn bij opname. U meldt zich aan op de dienst Inschrijvingen (-2) van het ziekenhuis. Daar wordt uw kamer u toegewezen. Bij aankomst op de afdeling, wordt er gecontroleerd of alle pre-operatieve onderzoeken aanwezig zijn. Indien nodig kunnen bijkomende onderzoeken verricht worden.
Opname
Wat meebrengen?
Wat kan u verwachten de dag voor de ingreep?
Hoe verloopt de dag van de ingreep?
Volgende dagen
Ontslag
U verblijft voor uw ingreep op de afdeling:
Algemene Heelkunde – C4 (oud gebouw, 4de verdieping - tel 053/72 42 39 )
Shortstay (oud gebouw, D4, tel - 053/72 10 65)
Gynaecologie – D5 (oud gebouw, 5de verdieping - tel 053/72 42 41 )
Voor ambulante ingrepen verblijft u op de afdeling:
Dagkliniek - X3N (nieuwbouw, 3de verdiep - tel 053/ 72 41 25)
U brengt mee uw identiteitskaart, bloedgroepkaart en anaesthesieboekje.
Ook eventuele resultaten van onderzoeken (electrocardiogram, bloedafname, ....).
Eventueel in te vullen formulieren (bv. attest werkonbekwaamheid, hospitalisatieverzekering) geeft u af bij opname. Chronische thuismedicatie meebrengen. Voor uw verzorging voorziet u best toiletgerief, handdoeken, washandjes en nachtkledij. Waardevolle voorwerpen laat u best thuis.
Uw verpleegkundige zal navraag doen naar thuismedicatie (zie : preoperatieve oppuntstelling).
Indien nodig wordt de oksel geschoren.
Uw behandelende arts of assistent komt langs om het verloop van de ingreep nog even te overlopen. Indien u de avond voordien werd opgenomen, kunt u ook de anesthesist op uw kamer verwachten die met u de narcose en pijnstilling zal bespreken.
Voor het vertrek naar het operatiekwartier worden kunstgebit, oorapparaat, contactlenzen, juwelen en nagellak verwijderd. Indien nodig krijgt u premedicatie aangereikt door de verpleegkundige. Voor de ingreep zelf trekt u een operatiehemd aan.
Via een omweg langs de radiologie (markering) of langs de dienst nucleaire geneeskunde (sentinelprocedure), wordt u naar het operatie- kwartier gebracht. Het tijdstip van uw ingreep wordt door meerdere factoren bepaald. De details hieromtrent zal u reeds uitvoerig met uw arts en verpleegkundige besproken hebben.
Na de ingreep verblijft u enkele uren op de ontwaakzaal (geen bezoek toegestaan!). Het infuus waarlangs medicatie en pijnstilling toegediend kan worden, blijft voorlopig ter plaatse.
De wonde zelf is met een steriel verband afgedekt en meestal is er een wonddrain voor het afvoeren van wondvocht geplaatst. Deze drain dient meestal een paar dagen ter plaatse blijven.
Terug op uw kamer wordt uw bloeddruk, polsslag en temperatuur gecontroleerd. Ook het verband en de wonddrain worden gecheckt.
Het schema voor pijnstilling wordt opgemaakt in samenspraak met de anesthesist en uw verpleegkundigen.
Ook de volgende dagen wordt u nauwkeurig gevolgd. Op regelmatige tijdstippen wordt uw wonde verzorgd. De wonddrain wordt verwijderd op advies van uw behandelende arts.
Adequate pijnstilling in overleg met de verpleegkundigen.
In de loop van uw opname ziet u ook de kinesist(e). Deze bespreekt met u de oefeningen die u tijdens uw verblijf in het ziekenhuis en na ontslag thuis best verder zet.
U kunt tevens het bezoek verwachten van de borstverpleegkundige.
In samenspraak met uw arts wordt uw ontslagdatum vastgelegd. U kan na de middag het ziekenhuis verlaten.
Uw ontslagpapieren worden meegegeven door de behandelende arts. Deze ontslagpapieren bevatten meestal een voorlopig verslag bestemd voor de huisarts, eventuele aanpassingen in het medicatiebeleid, instructies in verband met de wondzorg voor thuisverpleging en uw afspraak voor een controle raadpleging bij uw behandelende arts. Eventueel kan u reeds doorverwezen worden voor aanvullende behandeling.
Na de operatie
Ontslag
De dag na de operatie wordt gestart met een oefenprogramma, met als doel de beweeglijkheid van het schoudergewricht te verbeteren en de kans op het ontstaan van lymfoedeem in de arm te verkleinen.
Samen met de kinesist(e) neemt u het schouderoefenprogramma door. Na ontslag kunt u deze oefeningen thuis verderzetten. Indien u een okselklieruitruiming heeft gehad, is het noodzakelijk om samen met een kinesist de oefeningen thuis verder te zetten.
Bij hardnekkige problemen kan verdere begeleiding door een kinesist thuis aangewezen zijn.
Meer lezen? zie ook: Fysiotherapie en Revalidatie
Na de operatie wordt gestart met een oefenprogramma, met als doel de beweeglijkheid van het schoudergewricht te verbeteren en de kans op het ontstaan van lymfoedeem in de arm te verkleinen.
Samen met de kinesist(e) neemt u het schoudereofenprogramma door. U krijgt advies omtrent preventie armoedeem en voor onslag wordt nog een herpetz meting uitgevoerd.
De kinesitherapeut doet postoperatief tijdens de ziekenhuisopname omtrekmetingen op 4 punten van de armen (Herpertz-meting). Daarnaast wordt dit bij de start van de chemotherapie en radiotherapie gecontroleerd. Met de Herpetz methode kan uit deze metingen een relatief percentage oedeemvolume worden berekend. Bij het bereiken van 10% volumeverandering tussen de arm van geopereerde en niet-geopereerde zijde moet een complexe fysische behandeling worden ingesteld bestaande uit manuele lymfdrainage volgens Dr. Vodder, oefeningen en pneumatische compressietherapie met een meerkamermanchette. Dagelijks wordt de arm na de behandeling ingezwachteld. Deze intensieve behandeling wordt dagelijks tot 3 maal per week uitgevoerd en dit gedurende 1 à 3 maanden. Bij stabilisatie van de zwelling wordt eventueel gedurende 1 jaar een onderhoudsbehandeling gegeven van 1 à 2 maal per week. Tevens wordt ook het dragen van een elastische compressiekous aanbevolen.
Meer lezen? zie ook: Fysiotherapie en Revalidatie
Gelukkig lopen de meeste operaties volgens plan en genezen alle wonden zonder enig probleem. Indien dit niet gebeurt, spreken we van complicaties. De meeste van deze complicaties treden op tijdens de eerste dagen na de operatie. Om deze reden worden er tijdens deze risicoperiode de meeste controles uitgevoerd. Het risico op complicaties wordt enerzijds bepaald door het soort operatie en de uitvoering ervan en anderzijds door de conditie waarin de patiënt verkeert voor de operatie. Complicaties bij borstkankeroperaties komen slechts voor bij 5 tot 10 procent van de patiënten. Een andere bepalende factor is uiteraard de leeftijd: hoe hoger de leeftijd, hoe hoger de kans op complicaties.
Enkele veel voorkomende complicaties zijn:
Nabloeding
Bij het einde van elke operatie zal de chirurg altijd de wond inspecteren en controleren of er niet nog ergens een bloedvaatje bloedt, het is dan ook niet onmogelijk dat ze een vaatje over het hoofd zien. Soms komt het ook voor dat een bloedvat zich tijdens de operatie heeft samengetrokken, na de operatie gaat openstaan en begint te bloeden. Dit gebeurt meestal als er iets niet in orde is met de stolling. Reden hiervoor zijn allerlei bloedverdunners zoals aspirine e.d. Zulke nabloedingen kunnen bij allerlei operaties voorkomen. Zwelling van het wondgebied is vaak het eerste verschijnsel van een nabloeding bij oppervlakkige wonden, zoals na een borstoperatie. Vandaar dat dikwijls een zogenaamde drain wordt achtergelaten in de wond, die het overtollige bloed verwijdert. Nabloedingen worden behandeld door de eigenlijke bloeding te stoppen en zo nodig verloren bloedvolume terug aan te vullen via bloedtransfusie.
Wondinfectie
Infecties van de operatiewond kunnen worden veroorzaakt door bacteriën die tijdens de operatie vanuit de omgeving in de wond terechtkomen. Wondinfecties uiten zich door roodheid en zwelling van de wond. De patiënt voelt zich slecht en koorts treedt op. Dit zijn tekenen dat het lichaam zich verzet en strijd levert tegen de bacteriën. Longinfecties: de longen en luchtwegen produceren altijd wat slijm om zich te verdedigen tegen bacteriën. Dit slijm wordt actief naar buiten gewerkt door de trilhaartjes. Hierdoor blijven de luchtwegen relatief bacterievrij. De trilhaaractiviteit is bij rokers verstoord, waardoor deze veel meer hoesten om hun luchtwegen schoon te houden. Na een operatie is hoesten vaak niet zo gemakkelijk en pijnlijk waardoor veel slijm achterblijft in de luchtwegen die een longontsteking kunnen veroorzaken. Om deze reden raadt men rokers aan een drietal weken voor de operatie te stoppen met roken. Na de operatie worden patiënten begeleid door de fysiotherapeut om zo goed mogelijk adem te halen en te hoesten. De behandeling van longinfecties bestaat erin antibiotica toe te dienen en het stimuleren van beter ademhalen en hoesten.
Thromboses en embolen
Bloed dat stilstaat, heeft de neiging om te stollen. In slagaders is dit geen probleem, aangezien het bloed hier te snel circuleert. In de aders is de bloedstroom veel trager en het gevaar des te groter. Vooral in de benen is dit een veel voorkomend probleem, aangezien er net na de operatie weinig of geen spieractiviteit is in de benen en net deze spieractiviteit stimuleert de bloedsomloop in de benen. Op deze manier ontstaat het risico op stolsels in de benen of in grote aders in het bekken, men spreekt dan van trombose. Het been wordt dik, rood en pijnlijk. Ook treedt vaak lichte koorts op. Indien zo’n stuk stolsel losraakt en via de bloedsomloop in de longen terechtkomt, spreekt men van longembolie. Om trombose en longembolieën te voorkomen, dient men soms medicatie toe om het bloed minder stolbaar te maken zolang de patiënt niet normaal kan rondlopen. Eventuele stolsels lossen daardoor bijna volledig op. Gelukkig is deze compicatie bijzonder zeldzaam bij borstoperaties. Snelle mobilisatie blijft hoe dan ook aangewezen, zeker bij risicopatiënten.
Bekijk de video over radiotherapie.
Download onze patiëntenbrochure "Radiotherapie voor borstkankerpatiënten"
U hebt van uw dokter vernomen dat u binnenkort met radiotherapie zal starten. Deze rubriek bevat informatie omtrent de bestralingsafdeling, uw behandeling en de mogelijke neveneffecten.
Hierbij willen wij u, uw familie en vrienden bruikbare informatie en nuttige tips aanreiken om mogelijke hinder tot een minimum te beperken.
Uiteraard is deze site slechts een hulpmiddel. Het persoonlijk overleg met uw arts en met de andere medewerkers van het behandelend team blijft belangrijk.
Aarzel niet en stel gerust uw vragen, spreek over uw gevoelens, uw onzekerheden. Het team zal u steeds proberen te helpen.
Radiotherapie of bestraling betekent letterlijk : behandeling met behulp van stralen.
Radiotherapie bestaat uit het toedienen van ioniserende straling om kankercellen op een wel afgebakende zone te behandelen. De straling vernietigt de kankercellen of remt deze in hun groei. Hierbij kan ook gezond weefsel dat zich rond de tumor bevindt beschadigd worden. Gezonde cellen zijn echter beter bestand tegen straling en kunnen zich beter herstellen. De opzet van de behandeling is om het gezwel zoveel mogelijk te vernietigen en het gezonde weefsel binnen het bestralingsveld te sparen.
Aan de hand van een vooropgestelde planning wordt de stralenbundel nauwkeurig gericht op de tumor of op de plaats waar de tumor zich bevond. Om het gezonde weefsel niet te belasten wordt de totale bestralingsdosis verdeeld over één of meerdere bestralingsvelden vanuit verschillende bestralingshoeken.
De totale dosis wordt in verschillende kleine hoeveelheden, fracties gegeven zodat het gezonde weefsel de kans krijgt op herstel.
De radiotherapeut maakt gebruik van verschillende soorten straling en bestralingstechnieken. De keuze voor een bepaalde techniek is afhankelijk van de aard en plaats van het gezwel. Radiotherapie wordt meestal vijf dagen per week gegeven. De totale duur kan variëren van 3 tot 7 weken. De duur van de behandeling wordt aan het begin van de behandeling met u besproken.
Het toestel waarmee u wordt bestraald, noemt men een linaire versneller. Naast deze uitwendige bestraling met de lineaire versneller is soms inwendige bestraling noodzakelijk. Dit betekent dat er voor een korte tijd een radioactieve stof wordt ingebracht in het lichaam.
De meeste behandelingen gebeuren op ambulante basis en vergen geen hospitalisatie. Bestraling kan een op zichzelf staande therapie zijn, maar kan ook in combinatie met chirurgie, chemotherapie, hormonentherapie worden toegepast.
Bestraling wordt in een postoperatieve fase voorgesteld om het risico op herval of recidief in een bepaalde zone zoveel mogelijk te beperken. Het risico op recidief wordt uiteraard meebepaald door de ernst van de ziekte, de lokale uitgebreidheid van de tumor, het type ingreep enz... Wanneer het risico op lokaal herval te klein is wordt uiteraard geen bestraling voorgesteld. Ook wanneer de algemene toestand van de patiënt het niet toelaat, wordt bestraling weggelaten.
Naast recidieven in de amputatiezone of in de geopereerde borst bij borstsparende ingreep, kunnen ook recidieven ontstaan in de klierstreken (met name in de klierstreek achter het borstbeen, achter het sleutelbeen en in de okselklierstreek). Ook deze zones kunnen dan al dan niet bestraald moeten worden.
In sommige borsttumoren wordt tijdens de operatie een deel van de bestraling toegediend. Dit kan allen in een beperkt aantal gevallen toegepast worden.
Uw radiotherapeut zal, aan de hand van uw dossier, de te bestralen zones vastleggen. Hij (of zij) is de meest aangewezen persoon om u hierover de nodige uitleg te verschaffen.
Vergeten we niet dat radiotherapie in borstkankerbehandeling nog een aantal andere indicaties kent: bestraling botuitzaaiingen, hersenuitzaaiingen, ....
Op de afdeling radiotherapie werken verschillende medewerkers samen om een zo goed mogelijke behandeling te kunnen garanderen.
Uw behandelteam bestaat uit volgende medewerkers :
Er wordt gestreefd dat u steeds door dezelfde arts wordt geholpen. Dit lukt echter niet altijd. De vervangende arts is eveneens op de hoogte van uw dossier.
Uw borstverpleegkundige blijft uiteraard ook ter beschikking voor bijkomende vragen.
Bij uw eerste bezoek aan de afdeling meldt u zich aan bij het secretariaat van de afdeling radiotherapie-oncologie. Daar wordt uw medisch dossier opgemaakt en bezorgd aan de behandelend arts. Er zal u gevraagd worden plaats te nemen in de wachtzaal.
De behandeling start met een raadpleging bij de radiotherapeut-oncoloog. Hij bekijkt uw medische gegevens, onderzoekt u en stelt uw behandelschema op. Op basis hiervan wordt er een behandelingsplan opgemaakt, altijd na overleg met uw chirurg, uw medisch oncoloog, …
Nadat de arts u ingelicht heeft over de diagnose en de te volgen behandeling, wordt u terug naar het secretariaat verwezen.
Het secretariaat legt al uw afspraken vast voor de voorbereiding en legt u uit hoe alles op onze dienst geregeld wordt: parkeerkaarten, betalingen, vervoerkosten, ...
Doorlopend nummer
Voor het allereerste consult met de bestralingsafdeling meldt u zich aan bij de algemene inschrijvingen thv het onthaal van het ziekenhuis. Nadien begeeft u zich naar de bestralingsafdeling.
De secretaresse maakt vervolgens een doorlopend nummer welke gebruikt wordt gedurende de volledige behandeling. Zo hoeft u zich niet meer elke dag te melden bij de algemene inschrijvingen, maar kan u zich rechtstreeks begeven naar de bestralingsafdeling.
Betalingen
Bestraling wordt ten laste genomen van de mutualiteit. Wel wordt er een raadpleging aangerekend op de dag van de voorbereidingen (simulatie), op de laatste dag van de behandeling en wanneer er tijdens de behandeling een extra simulatie (of aantekening) gebeurt. De tussentijdse controlebezoeken bij uw radiotherapeut zijn inbegrepen in de behandeling.
Parkeren
Op de dag van de simulatie geeft de sociaal verpleegkundigeu een aantal blauwe betaalkaartjes, voldoende voor de periode van de radiotherapie. Bij het verlaten van het ziekenhuis brengt u de witte betaalkaart in de betaalautomaat. Nadat het te betalen bedrag verschijnt, plaatst u de blauwe betaalkaart in dezelfde gleuf als de witte betaalkaart zodat het bedrag geannuleerd wordt. De witte betaalkaart heeft u nodig om de parking te verlaten. Op de blauwe betaalkaart verschijnt een sterretje telkens u ermee betaalt. Wanneer de blauwe betaalkaart is opgebruikt (d.w.z. met 5 of 10 sterretjes) neemt u een nieuwe blauwe betaalkaart. Als u over onvoldoende betaalkaartjes beschikt, richt u dan tot de sociaal verpleegkundige.
Vervoerkosten
Op de laatste dag van uw radiotherapie geeft het secretariaat Radiotherapie-Oncologie u een vervoersattest mee voor uw vervoersvergoeding. U kleeft hierop een vignet van de mutualiteit en bezorgt het document aan uw ziekenfonds.
Op dit formulier staan alle data genoteerd waarop u bestraling gekregen hebt alsook de datum van de eerste raadpleging. Met dit ingevulde formulier betaalt het ziekenfonds u een gedeelte (0.25 cent/km) van de vervoerskosten terug. Ook tijdens de opvolgingsperiode heeft u recht op deze tussenkomst. Dit vanaf de laatste dag van uw bestraling tot 2 jaar erna.
Als u met een vervoersdienst komt, zijn er verschillende mogelijkheden van terugbetaling. U bevraagt zich hiervoor best bij de sociaal verpleegkundige.
Het secretariaat radiotherapie-oncologie bevindt zich in blok F, gelijkvloers.
Vóór de simulatie is een gesprek voorzien met de sociaal verpleegkundige. Zij geeft u en uw familie duidelijke en concrete informatie over verloop, duur en bijwerkingen van de radiotherapie.
Zij informeert u en uw naaste(n) ook over de verschillende vervoersmogelijkheden; bijvoorbeeld vrijwilligersvervoer, taxivervoer of ziekenwagen. Er wordt gezocht naar de goedkoopste manier om u dagelijks te verplaatsen naar de bestralingsafdeling.
Ook kan u bij haar terecht voor persoonlijke, familiale, financiële, administratieve en praktische problemen als gevolg van uw ziekte en behandeling. Zij kan u helpen bij het inschakelen van thuisverzorging, gezinshulp, poetshulp, …
Ook kan zij u informatie bezorgen over de terugbetaling van vervoerskosten, prothesen en pruiken, sociale voorzieningen, planning van de herstelkuur, revalidatie na uw behandeling, ... Hoe vroeger u financiële moeilijkheden signaleert, hoe groter de kans dat u geholpen wordt. De Vlaamse Liga tegen Kanker en de Stichting tegen Kanker zijn mogelijke steunverleners.
Wanneer u tijdens de behandeling nood hebt aan een gesprek, laat dit gerust weten aan de sociaal verpleegkundige. Psychosociale ondersteuning speelt in het voordeel van het herstel en maakt de last van de therapie minder zwaar om dragen. De sociaal verpleegkundige bevindt zich in blok F.
De simulatie is de voorbereiding tot de effectieve bestraling.
Voordat de behandeling begint, moet de radiotherapeut het doelgebied bepalen. Het bepalen van het te bestralen gebied gebeurt op een simulator (= omgevormd CT toestel). Hiermee worden röntgenbeelden gemaakt waarop het doelgebied van de bestraling kan worden aangetekend. Op het toestel zit eveneens een lichtbron waarmee de omtrek van het te bestralen gebied op de huid kan worden geprojecteerd, zodat het bestralingsveld kan worden gemarkeerd. Tevens worden ook de gegevens verzameld die noodzakelijk zijn om de bestralingsdosis te berekenen. Hiermee kan men het gebied dat moet bestraald worden, onderscheiden van de gezonde weefsels.
Indien u nuchter dient te zijn voor deze voorbereiding wordt u dit tijdig meegedeeld op het secretariaat na de consultatie met de radiotherapeut. Indien u in het verleden reeds allergisch heeft gereageerd op contraststof en/of nierproblemen heeft, moet u dit zeker vermelden.
Sommige voorbereidingen moeten door hun complexiteit in 2 tijden gebeuren namelijk de pré-simulatie en de post-planning.
Verloop
Voordat de bestraling kan beginnen, bepaalt de arts aan de hand van de gegevens van de simulator het bestralingsvolume. Nadien wordt door de fysicus en/of dosimetrist een dosimetrie planning opgemaakt. Hierbij wordt zorgvuldig berekend met welke velden u wordt bestraald, hoe lang de bestraling per keer zal duren, ...
Afhankelijk van het soort bestraling dat u krijgt, kan de werkduur om de dosimetrieplanning te maken, variëren. Daarom kan u pas een aantal dagen na de voorbereiding daadwerkelijk starten met uw behandeling.
Op de dienst radiotherapie-oncologie staan vier bestralingstoestellen opgesteld in aparte ruimten. De verschillen tussen de toestellen zijn van technische aard en laten ons toe de radiotherapiebehandelingen individueel te optimaliseren
Men kan twee soorten stralen opwekken:
Deze bestralingstoestellen worden op regelmatige basis onderworpen aan technische controles.
Radiotherapie is in volle ontwikkeling; er worden steeds nieuwe technieken en nieuwe toestellen ontwikkeld. Uw radiotherapeut weet wat voor u de meest geschikte techniek is.
De eerste bestraling duurt gemiddeld wat langer dan de volgende bestralingen daar bijkomende controles dienen uitgevoerd te worden.
Verloop
Wanneer u langskomt voor bestraling, hoeft u zich niet telkens in te schrijven en aan te melden op het secretariaat. U neemt plaats in de toegewezen wachtkamer in blok F-1, waar de verpleegkundige u komt halen. Het nummer van de wachtzaal staat genoteerd op uw afsprakenkaartje, alsook het telefoonnummer van de verpleegkundigen die instaan voor uw bestraling.
De verpleegkundige geeft u een kamerjas met nummer die u toegewezen wordt gedurende de hele periode van uw behandeling.
Er wordt verwacht dat u steeds uw naam en geboortedatum zegt aan de verpleegkundige.
Vervolgens begeleiden de verpleegkundigen u naar het bestralingstoestel. Daar helpen zij u de correcte houding aan te nemen (identieke houding als tijdens de simulatie). Het lasersysteem in de bestralingsruimte projecteert strakke lijnen op uw lichaam. Aan de hand van deze lijnen kunnen de verpleegkundigen u steeds in dezelfde houding leggen. Het is van groot belang dat u tijdens de bestraling ontspannen blijft liggen en niet probeert te bewegen. U hoeft uiteraard tijdens de bestraling uw adem niet in te houden, tenzij u dit gevraagd wordt.
Zodra u op het bestralingstoestelgoed gepositioneerd bent, verlaten de verpleegkundigen de bestralingskamer. De stralen zijn onzichtbaar, reukloos en niet te voelen. U hoort enkel een licht gezoem.
Het bestralingstoestel wordt bediend vanuit de nabijgelegen bedieningsruimte. Het kan een angstig idee zijn dat u enkele minuten alleen in de bestralingsruimte moet blijven. Als u daar last van heeft, bespreek dit zo nodig voor de behandeling met de verpleegkundigen zodat zij met u naar een oplossing kunnen zoeken.
Om de gezonde organen zoveel mogelijk tegen de bestraling te beschermen worden in de bestralingskop van het toestel metalen blokjes, gedeeltelijk, voor de bestralingsbundel geschoven. Zij houden bestraling op vooraf bepaalde plaatsen tegen.
Elk toestel is voorzien van een camera waarmee men u tijdens de bestralingssessies kan observeren. Daardoor kan, indien nodig, de bestraling elk moment onderbroken worden. De bestraling zelf duurt slechts een paar minuten. U ligt gemiddeld 10 minuten op de behandelingstafel. Afhankelijk van de gebruikte techniek kan dit oplopen tot 25 minuten. U wordt hierover op voorhand ingelicht door de verpleegkundigen.
Wanneer de bestralingsdosis gegeven is, slaat het toestel automatisch af en zal de verpleegkundige opnieuw de bestralingsruimte betreden. Na de volledige bestraling mag u de ruimte verlaten. Op dat ogenblik is er geen straling meer aanwezig en is er geen blootstelling aan straling voor u en uw omgeving. U wordt niet radioactief door de bestraling. Er komt ook geen straling in bijvoorbeeld zweet, urine, ontlasting of sperma; u kan dus uw sociale contacten onderhouden. Het bestralingstoestel staat in een speciale ruimte met dikke wanden, zodat de straling niet buiten het vertrek komt.
Afspraken voor bestraling en controles
De afspraken voor bestraling worden door de verpleegkundige wekelijks genoteerd op uw afsprakenkaartje dat in uw bezit blijft. In geval van nood kunnen afspraken herzien worden.
Zodra de bestraling begonnen is, is het best ze niet te onderbreken. Het is belangrijk dat u geen afspraak mist omwille van vervoer of andere problemen. Ook als u zich niet goed voelt, is het belangrijk toch naar de bestralingsafdeling te komen. Contacteer steeds de afdeling indien er enige reden zou zijn om uw bestraling te annuleren.
Medische opvolging tijdens radiotherapie
Tijdens uw behandeling wordt u wekelijks of om de veertien dagen door een radiotherapeut geconsulteerd.
Tijdens deze raadplegingen controleert uw arts uw medische toestand en worden de bijwerkingen van de bestraling nauwkeurig opgevolgd.
Het spreekt vanzelf dat u bij dringende problemen, ook tussen de geplande raadplegingen, uw arts of een collega-arts kunt raadplegen.
De verpleegkundige zal u hiervoor verwijzen naar de correcte wachtzaal.
Wachttijden
Het is mogelijk dat u moet wachten voor uw bestralingssessie of een raadpleging. Wij doen er alles aan om deze wachttijd te beperken. Vertragingen zijn vaak te wijten aan spoedgevallen of technische aspecten. Het team doet al het nodige om u op de hoogte te houden van de oorzaak en de duur van de wachttijd. Aarzel niet om uitleg te vragen bij lange wachttijden
Aan het einde van de bestralingssessie wordt een controle gepland bij uw bestralingsarts. Deze zal nakijken of de bestralingsbehandeling goed is verlopen. Bijzondere aandacht zal besteed worden aan eventuele huidreacties en de behandeling ervan.
U meldt zich nadien aan op het secretariaat waar verdere afspraken voor onderzoeken en raadplegingen worden vastgelegd. Meestal volgt een zestal wekenna het einde van de bestraling een raadpleging. Bij hevige huidreacties zal een controle raadpleging op een vroegere datum afgesproken worden. Voor deze consultaties moet u zich eerst aanmelden bij de dienst inschrijvingen gezien uw doorlopend nummer werd stopgezet. Nadien gaat u regelmatig op controle bij uw behandelend(e) arts(en). Alle afspraken zullen gemaakt worden op het secretariaat van de afdeling Radiotherapie.
Het is ook van groot belang dat u de huidmarkeringen na uw therapie niet probeert af te schrobben. De markeringen vervagen mits zachte verzorging vanzelf. De huid blijft na de bestraling nog gevoelig, dus u dient uw huid tijdens de eerste dagen na de behandeling nog steeds op dezelfde manier te verzorgen als tijdens de bestraling.
Op het einde van de radiotherapie ziet U de borstverpleegkundige terug om het ganse behandelingstraject te evalueren. Ook nadien kan U bij haar terecht voor vragen allerhande.
De eerste stap is een raadpleging bij de radiotherapeut-oncoloog die uw dossier aanmaakt, u onderzoekt, en uiteindelijk een behandelingsplan opstelt. Dit kan een moeilijke raadpleging zijn, omdat er veel informatie gegeven wordt die u moet proberen te begrijpen en te verwerken. De informatie die u krijgt omvat onder andere het doel van bestraling, het aantal bestralingen en de te verwachten bijwerkingen. Nadat u door de dokter werd ingelicht over de diagnose en te volgen behandeling, wordt u naar het secretariaat verwezen voor een aantal praktische regelingen.
Op het secretariaat worden al uw afspraken vastgelegd en wordt u uitgelegd hoe alles op onze dienst in zijn werk gaat in verband met parkingkaarten, betalingen, vervoersonkosten enz ...
Uit ervaring weten we dat het niet alijd evident is alles te onthouden wat er gezegd wordt. Daarom wordt alles nog eens kort samengevat in een kleine folder.
Nadat u door de dokter werd ingelicht, hebt u wellicht nog heel wat vragen omtrent de diagnose en de behandeling. Vandaar dat u door de secretaresse zal verwezen worden naar de sociaal verpleegkundige van de dienst Patiëntenbegeleiding oncologie.
Zij zal met u en uw familie de verschillende facetten van de behandeling overlopen en eventueel praktische problemen met u bespreken. Zij zal u eveneens duidelijke en concrete informatie bezorgen omtrent het verloop van de behandeling, de aard en de duur van de nevenwerkingen bij radiotherapie, gebruikmakend van een handige informatiefolder.
De sociaal verpleegkundige voorziet u van informatie omtrent terugbetalingstarieven i.v.m. uw vervoer. Als u uw eigen voertuig niet kan of wil gebruiken, kunt u elke dag of verschillende keren per week door een vrijwilliger of een ziekenwagen gebracht worden. Bij de laatste sessie zal men u een document overhandigen, waarmee u aan uw ziekenfonds een wettelijke tussenkomst in de vervoerkosten kan vragen.
Indien u het nodig acht kan u bij haar terecht voor persoonlijke, familiale, alsook financiële, administratieve en praktische problemen welke voortvloeien uit uw ziekte en behandeling. Zij kan u helpen bij het uitzoeken van de meest geschikte vervoermogelijkheden, eventueel bij het inschakelen van thuisverzorging, gezinshulp, poetshulp. Ook kan zij u informatie bezorgen omtrent terugbetaling van vervoersonkosten, prothesen en pruiken, sociale voorzieningen, planning herstelkuur of revalidatie na therapie. Het is immers zo dat de sociale zekerheid een deel van deze kosten op zich neemt. Hoe vroeger u financiële moeilijkheden signaleert, hoe groter de kans dat u geholpen wordt. De kankerliga is één van de mogelijke steunverleners.
Wanneer u tijdens de behandeling nood hebt aan een gesprek, laat dit gerust weten aan de sociaal verpleegkundigen. Psychologische ondersteuning speelt in het voordeel van het herstel en maken de last van de therapie minder zwaar om dragen.
U kan hen ook bereiken via de verpleegkundigen of het secretariaat.
Vóór de simulatie is er tijd gemaakt voor een gesprek met de sociale verpleegkundigen.
Voor de bestraling kan starten moet de bestralingzone worden opgezocht. De radiotherapeut en de verpleegkundigen installeren je hiervoor op een speciaal toestel (de simulator). De simulator kan doorlichten, foto's maken en bestralingbundels projecteren op de huid.
Tijdens deze voorbereiding (de simulatie) blijft u rustig op de rug liggen, met beide armen omhoog. Om goed ontspannen te kunnen blijven liggen worden uw armen in een speciale steun gelegd. Dan zal de radiotherapeut met behulp van de simulator het precieze bestralingsveld afbakenen. Er zullen één of meer bestralingsvelden worden aangeduid. Er worden foto's genomen en de bestralingsvelden worden door de verpleegkundigen op het lichaam gemarkeerd met viltstift en (moeilijk afwasbare) inkt.
Hou er rekening mee dat deze inkt vlekken kan nalaten op kledij. Wij raden u dus aan om tijdens de behandeling, indien mogelijk , donkere kledij te dragen. De markeringen moeten tijdens de volledige duur van de behandeling op het lichaam blijven. Uiteraard kunnen we deze markeringen tijdens het verloop van de behandeling wel bijtekenen. Toch vragen wij u, om bij het dagelijks wassen niet teveel over de lijnen te wrijven.
Ter gelegenheid van de simulatie worden ook de afspraken voor de bestraling vastgelegd.
Na de simulatie meldt u zich aan bij de Medische Beeldvorming voor een CT-scan. Dit is een röntgenonderzoek, waarbij de te bestralen borst met behulp van de computer in beeld wordt gebracht. De gegevens die hier bekomen worden, zijn noodzakelijk voor de dosis berekeningen. Voor dit onderzoek dient u niet nuchter te zijn aangezien er geen contrastvloeistof toegediend wordt.
Voordat de bestraling kan beginnen, legt de radiotherapeut het bestralingsplan vast : aan de hand van de bekomen CT beelden en simulatie gegevens stelt de fysicus een aantal driedimentionele computer berekende behandelingsplannen voor. Samen met de fysicus wordt het optimale behandelingsplan gekozen .
Het maken van het bestralingsplan en het nauwkeurig invoeren van de gegevens in de computer van het bestralingsmachine vraagt aandacht en tijd. Daarom kan pas enkele dagen na de voorbereiding daadwerkelijk met de eerste bestralingen gestart worden.
Op de afdeling Radiotherapie staan 3 bestralingstoestellen, opgesteld in een aparte ruimte. De verschillen tussen de toestellen zijn van technische aard en laten ons toe om de radiotherapiebehandelingen optimaal te laten verlopen. We kunnen gebruik maken van oppervlakte - of dieptestralen, bestraling met hoge of lage energie... Uiteraard is alle apparatuur beveiligd en is elk toestel onderhevig aan regelmatige controle.
Wanneer u komt voor bestraling hoeft u zich niet telkens aan te melden op het secretariaat : u neemt plaats in de u toegewezen wachtzaal, waar de verpleegkundige u zal komen halen. Er zal u een kamerjas met nummer worden aangeboden. Deze blijft van u gedurende de hele periode dat u bij ons in behandeling bent. Vervolgens begeleidt de verpleegkundige u naar het toestel en helpt u in de goede houding (dezelfde als op de simulatie). Het is van groot belang dat u tijdens de bestraling ontspannen blijft liggen en probeert niet te bewegen. Het is uiteraard niet nodig dat u tijdens de bestraling de adem inhoudt.
Eenmaal u goed gepositioneerd bent, verlaten de verpleegkundigen de kamer. Dit vinden veel mensen een wat griezelig moment, maar u zal zien dat het erg goed meevalt. De straling zelf ziet u en ruikt u niet. U hoort enkel een licht gezoem.
Zodra de verpleegkundigen de kamer verlaten hebben, wordt het bestralingstoestel bediend vanuit de nabijgelegen bedieningsruimte. Daar kan de verpleegkundige u op een televisiescherm volgen. We kunnen u horen en we kunnen met u communiceren via een speaker. Als er iets is kan u dit gewoon te kennen geven met een teken. De bestraling zelf duurt slechts een paar minuten. De behandeling kan iets langer duren als er meerdere bestalingsbundels gegeven worden. Na de bestraling bent u niet radioactief.
De afspraken voor bestraling worden wekelijks genoteerd op uw afsprakenkaartje dat in uw bezit blijft. In geval van nood kunnen afspraken herzien worden. Eenmaal per week plannen wij een controleconsult bij de arts. Dit gebeurt aansluitend aan een bestraling. Zo krijgt u de gelegenheid mogelijke nevenwerkingen te bespreken. Vragen omtrent de behandeling kunnen ook altijd gesteld worden aan de verpleegkundigen.
Aan het einde van de bestralingsserie wordt eveneens een controle gepland bij uw bestralingsarts. U meldt zich nadien aan op het secretariaat waar afspraken voor eventuele verdere consultaties worden vastgelegd. Bij de laatste sessie zal men u een document overhandigen, waarmee u aan uw ziekenfonds een wettelijke tussenkomst in de vervoerkosten kan vragen.
Meestal volgt een zestal weken na het beëindigen van de bestraling een laatste consultatie. Nadien gaat u meestal terug naar de verwijzende arts.
Het is heel normaal dat u zich tijdens de bestraling moe voelt. Tijdens de radiotherapie heeft het lichaam veel energie nodig om te herstellen van de effecten van de therapie. Stress gerelateerd aan uw ziekte, de dagelijkse verplaatsing naar het ziekenhuis, en de effecten van de bestraling op de gezonde cellen kunnen allemaal bijdragen tot het ontstaan van vermoeidheid.
Sommige mensen krijgen last van vermoeidheid vanaf de derde week van de therapie. De gevoelens van zwakte en vermoeidheid zullen geleidelijk aan wegebben 2 tot 4 weken na het beëindigen van de therapie. Uiteraard kan deze vermoeidheid langer blijven aanslepen bij gecombineerde behandelingen (vb.chemotherapie).
Het is heel normaal dat uw huid reageert op bestraling. De mate waarin dit gebeurt, hangt af van een aantal factoren: het soort stralen en de toegediende dosis. Ook individuele gevoeligheid en lokale verzorging zijn zeer belangrijke factoren.
Uw huid kan in principe alleen reageren op de bestralingsplaats. De huidreactie zal dus altijd plaatselijk zijn. Op de borst kan uw huid dus rood gaan zien. Ze kan erg droog zijn en soms lichtjes opgezwollen. Achteraf schilfert ze af. De huid op de borst jeukt en is erg gevoelig. Uitzonderlijk komt het voor dat er zich blaasjes vormen. Wanneer dergelijke vochtige huidreactie optreedt, moeten er extra maatregelen getroffen worden om surinfectie (bijkomende wondbesmetting) te voorkomen.
Als er huidreactie optreedt is dit meestal rond de derde, vierde week van de bestraling. De huid gaat zich weer herstellen 1 à 2 weken na de laatste behandeling.
De aanbevelingen die volgen gelden alleen voor de plaatsen waar u bestraald wordt. Het is niet nodig dat u de huid buiten de bestraalde zone op een speciale manier verzorgt.
Bescherm uw huid tegen bijkomende irritatie, verwondingen en ontstekingen zolang de bestraling duurt en tot uw huid volledig genezen is.
Meld elke huidverandering aan de verpleegkundigen of aan uw arts, zo kunnen zij de nodige maatregelen nemen. Onderneem niets op eigen initiatief !
Hou er rekening mee dat in functie van de toegediende bestralingsdosis verschillende types huidreacties kunnen optreden en om deze redenen adviezen voor huidverzorging kunnen wijzigen tijdens de behandeling zelf. Een continue opvolging is om deze reden noodzakelijk
Vermijden van druk en wrijving ter hoogte van de bestraalde zone:
Hygiëne van de huid
Behandel de bestraalde borst voorzichtig. U mag de huid dagelijks wassen met water en Lactacyd blauw. Verkies een douche boven een bad. Gebruik bij voorkeur water op lichaamstemperatuur. Maak bij het wassen gebruik van uw handen in plaats van een washandje. Spoel de zeep grondig weg. Maak de huid goed droog na het wassen. Gebruik hiervoor een zachte handdoek en dep de huid droog.
Wanneer u een deodorant gebruikt, geeft u best voorkeur aan een stick (geen spray).
Wassen vervaagt de markeringslijnen. Ze zullen dagelijks gecontroleerd en eventueel bijgetekend worden. Wees vooral tijdens het weekend voorzichtig bij het wassen. Breng in elk geval nooit zelf de tekeningen aan, ook als ze minder duidelijk geworden zijn.
Hydrateren van de huid
Bestraling droogt de huid fel uit. Om deze reden probeert u best uitdrogende zepen te vermijden. Lactacyd blauw vloeibare zeep is een goed alternatief.
Gebruik verder alleen producten die aanbevolen worden door de verpleegkundigen of artsen. Vermijd poeders (talk) en geparfumeerde zalven of crèmes (Nivea, uiercrème, ...): deze bevatten producten die de huid tijdens de bestraling kunnen irriteren.
Het gebruik van andere geparfumeerde huidverzorgingsproducten wordt afgeraden.
Breng de verpleegkundigen op de hoogte van deze huidveranderingen. Zij zullen de dokter inlichten, zodat u indien nodig de verzorging van de huid kan aanpassen.
Probeer nooit op eigen initiatief producten uit.
Bij een droge, licht schilderende huid zonder roodheid wordt frequent gebruik gemaakt van Radiocare: een hydraterende crème 2x dag aan te brengen. Liefst niet vlak voor de bestraling!!!
Bij roodheid (erytheem) van de huid die gepaard gaat met jeuk, raden we een crème aan op basis van cortisone. In een dunne laag aan te brengen zonder afdekkend verband.
Uw arts zal u het nodige voorschrijven.
Blijf douchen met lauw water.
Stop het gebruik van hydraterende producten, poeders en crèmes.
Raadpleeg uw verpleegkundige of uw arts.
Meestal wordt gebruik gemaakt van Flammigel zalf, in een dikke laag aan te brengen onder een afdekkend verband.
In een aantal gevallen worden gespecialiseerde verbanden gebruikt (Mepitel, Mepilex, ... )
Uw verpleegkundige vertelt u er meer over.
Breng geen kleefpleisters aan in de bestraalde zone. De meeste verbanden kleven spontaan en moeten niet extra bevestigd worden.
Indien toch extra bevestiging nodig is, gebruikt men best een netverband, een licht drukverband of een windel.
Wees vooral alert voor infectie van de vochtige huid. Wanneer etter op de wonde verschijnt, raadpleegt u best uw arts.
Een bestraalde huid is heel gevoelig voor bijkomende infecties. Vooral in de huidplooien zien we nogal eens problemen ontstaan. Zeker bij patiënten die in normale omstandigheden ook al last hebben van irritatie t.h.v. de huidplooien.
Bij tekenen van infectie (ettervorming) moet een wondkweek (met een wattestaafje of wisser) worden afgenomen. In het labo wordt nagekeken of en welke bacteriën verantwoordelijk zijn voor de infectie.
De arts zal dan de verdere huidverzorging met u overleggen.
Meestal wordt de wonde grondig gereinigd met fysiologisch water. Nadien wordt de wonde ontsmet en afgedekt met een steriel verband.
Zo nodig (zie wondkweekje) starten we antibiotica op onder vorm van een antibiotische zalf of onder vorm van pilletjes.
Heel frequent wordt er thuisverpleging geregeld. Het is belangrijk dat de wondzorg optimaal wordt uitgevoerd om blijvende littekens te vermijden.
Tijdens de bestraling kan de borst wat opzetten ten gevolge van vochtopstapeling in de bestraalde huid en onderhuidse weefsels. Dit noemen we oedeem. Het is normaal dat deze zwelling verergert in de loop van de behandeling. Het oedeem in de borst is meestal van tijdelijke aard. Doch in zeldzame gevallen kan deze blijven bestaan . Na een okselklieruitruiming kan het oedeem nog meer uitgesproken zijn en ook optreden t.h.v. de arm. Hiervoor verwijzen we naar het hoofdstuk over lymfoedeem.
Wanneer de klierstreek achter het borstbeen of ter hoogte van de hals moet bestraald worden, kan het slikken wat pijnlijk zijn. Dat komt doordat een deel de slokdarm mee bestraald wordt. Deze last begint meestal rond de 3de week van de bestraling. De pijn vermindert al enkele dagen na de behandeling. Na 2 tot 4 weken is de pijn volledig verdwenen. Indien nodig kan de arts u een pijnstillende gel voorschrijven.
Buiten de bijwerkingen die tijdens en kort na de bestraling optreden, hebben stralen ook late effecten die pas maanden tot jaren later duidelijk worden.
De chronische, of lange termijn bijwerkingen, die zich ontwikkelen na het beeïndigen van de therapie verdwijnen meestal niet meer.
Het uitzicht, aanvoelen en de omvang van de borst kan voor lange tijd veranderen (deze veranderingen kunnen een jaar of langer aanhouden).
Roodheid van de huid zal verdwijnen, maar het is mogelijk dat de behandelde borst een donkerder tint blijft hebben dan voordien. De poriën kunnen vergroten en meer opvallen, de gevoeligheid van de borst kan bij sommige patiënten vergroten, bij andere dan weer verminderen. De borst kan dikker en steviger aanvoelen dan voorheen. In sommige gevallen wordt de borst groter door vochtopstapeling (oedeem).
Bij sommige vrouwen worden in de borst na verloop van verschillende jaren kleine bloedvaatjes zichtbaar, die het beeld geven van rode huiduitslag. Dit noemen we teleangiectasiën. Dit verschijnsel is onomkeerbaar.
Na afloop van de behandeling kan radiofibrose (littekenvorming) optreden. Hierdoor wordt de borst vaster en harder. De borst kan ook wat kleiner worden. Daardoor wordt het verschil met de niet geopereerde borst wat groter met de jaren. Sommige vrouwen plaatsen dan ook een kleine silicone protese in de BH om dat verschil op te vangen. Ook deze protheses worden gedeeltelijk terugbetaald.
Het risico op lymfoedeem wordt ook groter als de oksel na een volledige uitruiming dient bestraald te worden. Ook dit verschijnsel kan laattijdig optreden. Blijf dus waakzaam en mijd zware inspanningen langs de geopereerde en bestraalde zijde.
Bij bestraling van de linkerborst en klierstreken kan een dunne schil van het hart mee bestraald worden. Dit kan aanleiding geven tot wat ontsteking van het hartzakje of de hartfunctie verminderen. Deze bijwerking is zeer zeldzaam en het risico op deze complicatie is met de nieuwe bestralingstechnieken fel verminderd.
Tijdens de bestraling kan ook een klein volume longweefsel bestraald worden. De last die men hiervan kan ondervinden is minimaal. Sommigen klagen van een heel discrete prikkelhoest in de weken na de bestraling. In principe zijn deze klachten reversibel en verdwijnen ze volledig in de maanden na de bestraling. Soms blijft men op een klassieke longfoto wat litteken weefsel zien, doch dit verschijnsel is zeldzaam.
Naast een lokale behandeling, zoals heelkunde en radiotherapie, bestaat een kankerbehandeling vaak ook een systemische behandeling met medicatie. Deze behandeling werkt in op het hele lichaam De systemische behandeling binnen de behandeling van borstkanker kan onderverdeeld worden in drie behandelingen: chemotherapie, hormoontherapie en immunotherapie.
Chemotherapie is een medische behandeling met geneesmiddelen, ook wel cytostatica genoemd. Deze geneesmiddelen zullen in het lichaam celvermenigvuldigingen tegengaan. In een kankergezwel zijn er immers abnormale cellen aanwezig die zich op een ongecontroleerde wijze vermenigvuldigen. Die abnormale kankercellen kunnen hun oorspronkelijke lokalisatie (borst) verlaten om andere delen van het lichaam te groeien en vermenigvuldigen (vaak long, lever, bot).
Deze ongecontroleerde vermenigvuldiging van cellen afremmen is het doel van chemotherapie. Chemotherapie wordt verspreid via de bloedbaan om zo het hele lichaam te bereiken en woekerende cellen overal in het lichaam te vernietigen.
Bekijk de video over chemotherapie.
Zoals normaal borstklierweefsel gevoelig is voor hormonen, zo kan een borsttumor ook hormoongevoelig zijn. Dit betekent dat hormonen de groei van een tumor kunnen stimuleren, maar ook dat het onttrekken van hormonen of het toedienen van een anti-hormoon de groei van een tumor kan remmen.
Van deze eigenschap wordt frequent gebruik gemaakt bij de behandeling van borstkanker.
Niet alle borsttumoren zijn hormoon gevoelig. Om deze reden wordt bij elk borstgezwel een labo test gedaan naar de hormoongevoeligheid. Hierbij spoort men eiwitten op die een binding kunnen vormen met oestrogeen of progesteron. Deze bindingsplaatsen of receptoren kunnen gemeten worden en geven ons een idee van de hormoongevoeligheid. Een oestrogeen receptor negatieve tumor heeft geen bijzondere affiniteit voor oestrogenen en is derhalve niet hormoongevoelig. Een hormonale behandeling is dus in dit geval niet aangewezen.
Immunotherapie is een behandeling met medicijnen waarbij het natuurlijke afweersysteem gestimuleerd en gemanipuleerd wordt zodat het kankercellen beter kan doden. Er zijn de laatste jaren een groot aantal nieuwe medicaties ontwikkeld die in combinatie met chemotherapie of hormoontherapie kunnen toegediend worden. Uw arts en uw borstverpleegkundige zullen u hierover uitvoerig informeren.
Is chemotherapie pijnlijk?
Nevenwerkingen: welke en hoe eventueel te vermijden?
Hoe weet u of de chemotherapie doeltreffend is?
Wat kan uw bijdrage zijn om het genezingsproces te bevorderen?
Het herstel
Wat met de vakantie?
Wat gebeurt er indien u reeds andere geneesmiddelen neemt?
De toediending van cytostatica is zelden pijnlijk. Wanneer men de medicatie inneemt via de mond, kan men dit best vergelijken met de inname van een ander geneesmiddel. Wanneer het geneesmiddel wordt ingespoten via een ader, voelt men het aanprikken van het bloedvat. Soms kan men ook een licht brandend gevoel ervaren in de omgeving van de prikplaats. Wanneer men pijn voelt bij een toediening via de bloedbaan kan men best zo vlug mogelijk de verpleegkundige hiervan op de hoogte brengen
Cytostatica kunnen de opbouw van sommige gezonde weefsels aantasten, aangezien zij zowel inwerken op de abnormale cellen als op de normale celdelende cellen. De meest kwetsbare organen zijn: het beenmerg, het spijsverteringskanaal, het voortplantingsstelsel en de haarfollikels. De meeste normale weefsels herstellen nochtans snel zodra de behandeling stopgezet wordt.
Of u al dan niet door nevenwerkingen zal getroffen worden, is afhankelijk van het aangewende medicament, maar ook van de manier waarop uw lichaam reageert. Het is dus moeilijk te voorspellen of een bepaalde persoon last zal krijgen van de behandeling.
Toch is het nuttig hierover met de arts, de verpleegkundige of sociaal verpleegkundige te praten. Het is immers belangrijk dat u eventuele nevenwerkingen herkent en signaleert, zodat deze kunnen behandeld worden. De patiënt moet weten dat de nevenwerkingen het gevolg zijn van de behandeling en niet van zijn ziekte. Zij verdwijnen dus meestal als de behandeling wordt stopgezet.
Men moet niet noodzakelijk nevenwerkingen ervaren opdat de therapie zou slagen.
Laat u niet beïnvloeden door verhalen van andere mensen. Iedereen reageert immers verschillend op de behandeling. De nevenwerkingen die zich kunnen voordoen worden besproken op de hyperbijgevoegde informatiefiches.
Om na te gaan of de behandeling de verwachte resultaten oplevert, zal u regelmatig onderworpen worden aan medische onderzoeken, bloedtests, radiografie, enz...
Aarzel niet uw arts naar de resultaten van deze onderzoeken te vragen en naar hun betekenis voor de evolutie van uw aandoening.
Het is belangrijk te weten dat er geen verband bestaat tussen de nevenwerkingen en de doeltreffendheid van de behandeling.
Vele patiënten hebben het gevoel dat hun gezondheid nu volledig in handen ligt van de arts. Nochtans kan u een belangrijke bijdrage leveren om het genezingsproces te bevorderen. Wij denken hierbij aan een gezonde voeding, voldoende rust en het nastreven van een positieve houding.
De sociaal verpleegkundige kan u hierover meer informatie geven.
Zij heeft hieromtrent ook schriftelijke informatie ter beschikking, die u van dienst kan zijn indien u dat wenst.
De tijd die u nodig heeft om te herstellen en opnieuw op krachten te komen verschilt van persoon tot persoon. De duur van deze herstelperiode hangt af van verschillende factoren, zoals uw algemene toestand en het type geneesmiddelen waarmee u behandeld werd. Indien u vragen heeft over hoe u zich zal voelen in de weken die volgen op de behandeling, aarzel niet om hierover met de arts te praten.
Het is niet altijd mogelijk om het schema van de behandeling aan te passen. Toch is het zinvol om, wanneer u vakantieplannen heeft, dit te overleggen met de arts alvorens definitieve regelingen te treffen. Wanneer uw vakantie reeds vastligt zal men zo mogelijk het schema van de behandeling wat bijsturen.
Vooraleer de behandeling met chemotherapie aangevat wordt, is het aan te raden om al uw geneesmiddelen mee te brengen of een lijst ervan op te maken en aan de arts te bezorgen. Hij zal nagaan of deze geneesmiddelen combineerbaar zijn. Deze lijst moet alle geneesmiddelen omvatten, evenals de dosering, de frequentie van inname en de reden waarom u ze neemt.
Eenmaal de chemotherapie begonnen is moet u steeds uw arts raadplegen voor u een nieuw geneesmiddel inneemt of stopt met deze die u reeds inneemt.
Breng bij ieder bezoek aan de arts of het ziekenhuis uw medicatielijst mee. Indien de arts aan uw medicatie iets wijzigt, zal de verpleegkundige u een nieuwe medicatielijst bezorgen.
De meest gebruikelijke toedieningswijzen zijn:
Deze geneesmiddelen gaan over in het bloed ter hoogte van de maag en de dunne darm. Vele geneesmiddelen kunnen echter niet gegeven worden via de mond omdat zij niet goed opgenomen worden of te sterke maaglast geven
Deze geneesmiddelen worden rechtstreeks of via de zijleiding van een infuus langzaam in de bloedbaan gebracht. Bij langdurige behandeling of indien het aanprikken van de ader erg moeilijk is, maakt men gebruik van een poortkatheter. Dit is een kleine injectieruimte die onder de huid wordt geplaatst onder algemene verdoving. Deze injectieruimte wordt via een fijn buisje (katheter) met een grote ader verbonden. Het gebruik van dergelijk poortkatheter verhoogt het comfort van de patiënt omdat het aanprikken van de bloedbaan erg makkelijk is.
Dit is een subcutaan, volledig implanteerbaar toedieningssysteem, dat gebruikt wordt om een betrouwbare toegang tot de bloedbaan te verkrijgen. Via een poortkatheter kan gedurende een langere tijd medicatie, chemotherapie, bloedproducten of andere vloeistoffen toegediend worden. De poort wordt volledig onderhuids geplaatst en is dus van buitenaf slechts te zien als een kleine zwelling onder uw huid. De poort is gemaakt van speciaal medische materialen en is ontworpen voor veilig, langdurig gebruik in het menselijk lichaam.
De poort bestaat uit twee delen:
1. Een injectiekamer (ongeveer 3,5 cm diameter) bovenaan afgesloten door een zelfsluitend membraan. Hierin wordt de naald geprikt om de medicijnen toe te dienen.
2. Een catheter, een dun, flexibel, siliconen slangetje, die de vloeistof naar de bloedbaan leidt.
Een poortkatheter is een subcutaan, volledig implanteerbaar toedieningssysteem, dat gebruikt wordt om een betrouwbare toegang tot de bloedbaan te verkrijgen, met als doel gedurende langere tijd medicatie, chemotherapie, bloedproducten of andere vloeistoffen toe te dienen. De poort wordt volledig onderhuids geplaatst en is dus van buitenaf slechts te zien als een kleine zwelling onder uw huid.
De poort is gemaakt van speciaal medisch gekleurde materialen en is ontworpen voor veilig, langdurig gebruik in het menselijk lichaam. Zij bestaat uit 2 delen:
1. Een injectiekamer (ongeveer 3,5 cm diameter) bovenaan afgesloten door een zelfsluitend membraan. Hierin wordt de naald geprikt om de medicijnen toe te dienen.
2. Een catheter, een dun, flexibel, siliconen slangetje, die de vloeistof naar de bloedbaan leidt.
Wanneer wordt een poortkatheter gebruikt?
Hoe en waar wordt de poortkatheter geplaatst?
Hoe werkt de poortkatheter?
Gebruik van uw poortkatheter
Enkele antwoorden op praktische vragen die u misschien heeft over de poortkatheter
Meestal wordt deze ambulant geplaatst via de dagkliniek en mag u dus dezelfde dag terug naar huis. Het gebeurt soms dat de poortcatheter geplaatst wordt tijdens uw verblijf op de afdeling chirurgie in combinatie met uw operatie, als men reeds zekerheid heeft over de aanvullende chemotherapie.
De operatie gebeurt onder algemene verdoving, zodat u dus nuchter dient te zijn.
De chirurgische procedure is relatief eenvoudig en veroorzaakt slechts weinig ongemak.
De poortkatheter wordt meestal geplaatst op de borstspier, net onder het sleutelbeen.
De injectiekamer ligt enkele centimeters onder de insnede (litteken). De wonde wordt gehecht met resorbeerbare draad en dichtgekleefd met Steri-Strips. Hierover wordt een transparante, geplastifieerde pleister aangebracht. Omwille van de algemene narcose mag u nadien niet zelf met de wagen naar huis rijden. Gedurende de eerste dagen na het plaatsen van de poortkatheter (ongeveer 1week) is het belangrijk om zware inspanningen te vermijden. Tracht uw arm en schouder aan de zijde van de poortkatheter zo weinig mogelijk te belasten. Er kan een lichte zwelling, roodheid of hematoom optreden.
Na ongeveer 10 dagen dient u uw huisarts te vragen de wonde te controleren en te ontsmetten en de Steri-Strips te vewijderen. Meestal zal de wonde nu genezen zijn en hoeft er u geen verband meer aan. U kunt nu ook uw dagelijkse activiteiten verderzetten.
Eenmaal onderhuids geplaatst is de poort aanprikbaar. Op die manier kan de verpleegkundige of arts op een gemakkelijke manier medicatie in de bloedbaan brengen of bloedstalen nemen.
Indien u uw eerste chemotherapie krijgt op de dag van de plaatsing, zal de naald tijdens de ingreep op de operatiezaal in de injectiekamer worden geprikt, terwijl u nog onder narcose bent.
Bij elke volgende behandeling met chemotherapie zal een verpleegkundige het poortje aanprikken met een speciaal hiervoor bestemde naald. Doorheen de huid wordt het siliconenmembraan doorprikt tot de naald de bodem van de injectienaald raakt.
Meestal ervaart men hierbij een lichte pijn. Deze pijn verdwijnt echter snel. U draagt best kledij die bovenaan opengaat, zodat de volledige schouder kan ontbloot worden om het aanprikken van de poortkatheter te vergemakkelijken en op een steriele manier te kunnen uitvoeren.
De naald die in de poortkatheter geplaatst is, wordt verbonden met een leiding waarlangs men een neutrale spoelvloeistof toedient. Via een driewegkraantje wordt eerst bloed afgenomen en vervolgens de medicatie toegediend. De naald wordt gefixeerd met een steriele, transparante kleefpleister. Na elke behandeling wordt de poort gespoeld met fysiologisch serum en heparine (=medicatie om te voorkomen dat er verstoppingen in het systeem ontstaan). Hierdoor creëert men een zogenaamd heparineslot. De poort kan ongeveer 2000 keer met een speciale naald aangeprikt worden zonder dat het membraan gaat lekken.
Na uw volledige chemobehandeling zal de poort om de 6 à 8 weken worden gespoeld met een infuus fysiologisch serum en heparine.
Dit gebeurt op dagkliniek 4 op afspraak elke maandag en vrijdagnamiddag en duurt ongeveer een kwartier. Indien u op onderzoek bent of bij een dokter op consultatie, mag u zonder afspraak uw poortcatheter laten spoelen op dagkliniek 1 of 4.
De poort kan ook aangeprikt worden om contraststoffen toe te dienen voor CT-scan, echter niet voor isotopenonderzoek (botscan, ejectiefractie).
Zal de poortkatheter een invloed hebben op mijn normale dagelijkse activiteiten?
Éénmaal de wonde (ongeveer 5cm) genezen is, kunt u uw dagelijkse huishoudelijke activiteiten hervatten (na 10 à 14 dagen). Ook baden, zwemmen, joggen zijn mogelijk als de poort niet in gebruik is. Uw arts of verpleegkundige zijn de beste personen om vragen te beantwoorden over speciale activiteiten en het tijdstip waarop die kunnen hervat worden.
Wat moet ik doen als ik een probleem vermoed?
Na de ingreep kan er roodheid en gevoeligheid ontstaan rondom de wonde. Dit zal verminderen na enkele dagen. Als u echter ongebruikelijke veranderingen in de omgeving van de poort opmerkt, zoals een sterke zwelling ter hoogte van de schouder of arm, roodheid of pijn, neem dan contact op met uw arts of verpleegkundige. Als u pijn, koorts, koude rillingen, kortademigheid of duizeligheid voelt, neem dan onmiddellijk contact op met uw arts.
Wat moet ik doen als mijn arts of verpleegkundige niet te bereiken zijn?
U zult na de ingreep een kaartje meekrijgen met de belangrijkste informatie over de poortkatheter (nl. in welk bloedvat die is geplaatst, de naam van de chirurg, datum van de plaatsing, lotnummer van de poortkatheter) = de medische alarm identificatiekaart. Met deze informatie zal medisch personeel u de nodige assistentie kunnen verlenen. Hou het kaartje dus steeds bij uw identiteitskaart of SIS-kaart.
Wie betaalt de poortkatheter?
Ziekte onkostenverzekeringen dekken meestal een gedeelte of alle kosten van de poort, de chirurg en bijkomende ziekenhuiskosten. Het is aan te raden eerst bij uw verzekering te informeren.
Zal de poortkatheter veiligheidsystemen (vb in warenhuizen) in werking doen treden?
Veiligheidssystemen zullen meestal de geringe hoeveelheid metaal van de poort niet ontdekken. Zou dat echter toch gebeuren, toon dan uw kaartje. NMR-onderzoek stelt evenmin een probleem.
Hoe lang kan de poortkatheter blijven zitten?
In principe zolang als uw arts het nodig vindt. (Na een FEC therapie, meestal 2 jaar in overleg met uw arts).
Kan de poort verwijderd worden als ik hem niet meer nodig heb?
Ja, de poortkatheter kan met een kleine chirurgische ingreep verwijderd worden door de chirurg, onder plaatselijke verdoving.
Ambulante chemotherapie wordt toegediend op C6 dagkliniek 1. Telefoon: 053 72 45 51
De dagkliniek is open van 7.30 tot 22 uur.
De afspraken worden gemaakt in samenspraak met uw behandelende arts:
- in de voormiddag: 7.30 - 8.00 of 8.30 uur
- in de namiddag: 13.00 - 13.30 of 14.00.
Op de Dagkliniek meldt u zich aan op de verpleegpost van de Dagkliniek
U krijgt een bed of een relaxzetel toegewezen naargelang uw keuze of toestand, u hoeft zich niet om te kleden en u hoeft niet nuchter te zijn.
Ondertussen wordt u ingeschreven door de verpleegkundige verantwoordelijk voor de Dispatching.
De omloopverpleegkundige zal u verder helpen gedurende de therapie.
U wordt eerst gewogen (en gemeten indien dit nog niet gebeurd is), nadien wordt uw bloeddruk en pols genoteerd (om uw dosis chemotherapie te kunnen berekenen, moet uw lichaamsoppervlakte gekend zijn, dit wordt berekend aan de hand van uw lengte en gewicht). Bij elke toediening wordt uw gewicht opnieuw bepaald en wordt de dosis chemo aangepast naargelang uw gewichtsverandering.
Er wordt ook genoteerd of uw klachten heeft ondervonden na de vorige toediening.
Nadien wordt er een catheter geplaatst in de arm aan de "niet-geopereerde" zijde, of indien u over een poortkatheter beschikt, wordt deze dan aangeprikt. Ondertussen wordt ook een bloedstaal afgenomen. Op de katheter sluit de verpleegkundige een "waakinfuus" aan (om de ader open te houden in afwachting van de chemotherapie).
Vervolgens komt de arts bij u langs voor een gesprek en een klinisch onderzoek.
Van zodra uw bloedresultaten gekend zijn, kijkt de arts deze na en beslist hij of de chemotherapie kan gegeven worden.
Het chemovoorschrift wordt dan pas naar de apotheek verstuurd en bereid. Dit duurt ongeveer 30 minuten tot 1 uur.
Ondertussen krijgt u de voorbereidende medicatie toegediend door de omloopverpleegkundige.
De chemotherapie wordt dan toegediend volgens het schema, gedurende de toediending dient u op uw kamer te blijven (dit om u onder toezicht te kunnen houden indien er zich een reactie zou voordoen).
Nadat de chemotherapie volledig is ingelopen, wordt de ader nagespoeld met de rest van het waakinfuus en wordt de katheter verwijderd.
U meldt zich terug op de verpleegpost aan en daar krijgt u dan een nieuwe afspraak mee voor de volgende therapie.
Er wordt u gevraagd een consultatie te betalen van de arts die bij u is geweest. De betaling gebeurt op het secretariaat Oncologie.
Uw verblijf op Dagkliniek 1 neemt ongeveer 4 tot 5 uur in beslag, wachttijden (resultaten, bereiding, ...) inbegrepen.
Toen de arts u voor de eerste maal vertelde dat u chemotherapie moest krijgen, werd u onmiddellijk doorverwezen naar de borstverpleegkundige voor meer informatie.
Tijdens uw verblijf op Dagkliniek zal de borstverpleegkundige langskomen (bij de toediening van uw eerste chemo, op uw vraag, of spontaan).
Aarzel niet om hen aan te spreken of hen te contacteren bij vragen.
De keuze van de geneesmiddelen welke worden aangewend hangt af van het type borstkanker en de plaats van de zi
Bij de behandeling van borsttumoren wordt vaak FEC toegediend.
FEC is een combinatietherapie van drie producten: fluorouracil (5-FU), epirubicine en cyclofosfamide.
Deze chemotherapiekuur kan zowel vóór (neo-adjuvant) als na een ingreep (aanvullend of adjuvant) opgestart worden.
De toediening van FEC is driewekelijks, alleen of in combinatie met een ander chemotherapieschema, bijvoorbeeld 3 cycli FEC en 3 cycli Taxotere, of 6 cycli FEC. Elke cyclus neemt drie weken in beslag en vergt een halve dag op de dagkliniek.
Uw lichaam kan op de behandeling reageren met misselijkheid en braken. Deze klachten verschillen sterk van persoon tot persoon, zelfs als deze dezelfde chemotherapie krijgen.
De klachten kunnen optreden tijdens de toediening van de chemotherapiemiddelen of tijdens de eerstvolgende uren erna. De duur van de klachten hangt af van de aard en de hoeveelheid van de toegediende geneesmiddelen, van de toegediende antibraakmiddelen en van uw persoonlijke gevoeligheid. Als u niet misselijk wordt of niet moet braken, betekent dit zeker niet dat uw behandeling niet aanslaat.
Voedingsadviezen:
Algemene adviezen:
De cellen die zorgen voor de haargroei zijn gevoelig voor bepaalde chemotherapiemiddelen. Naargelang van de aard van de chemotherapie zal uw haar dus wel of niet uitvallen.
U zult het haarverlies vooral merken tijdens het kammen of borstelen en ook op uw hoofdkussen.
Bij FEC therapie zult u volledig haarverlies hebben, evenals de wenkbrauwen en de schaamharen.
Bij Taxotere therapie is het haarverlies afhankelijk van de toegediende doses. Bij lagere doses is de kans op haarverlies 40 % bij hogere doses verdubbelt dit cijfer.
Het haarverlies begint meestal enkele weken na de eerste behandeling. Het haarverlies is van tijdelijke aard. Meestal begint uw haar 2 tot 3 maanden na het einde van de behandeling opnieuw te groeien, soms zelfs veel vroeger.
Soms heeft het nieuwe haar een andere kleur. Ook de structuur kan anders zijn. Zo kan het nieuwe haar krullend zijn in plaats van glad en omgekeerd.
Volg nauwgezet deze aanbevelingen op, zo vermijdt u zoveel mogelijk haarverlies en huidirritatie:
Als u een pruik wenst:
Hou er rekening mee dat de bescherming van de hoofdhuid belangrijk is om afkoeling te vermijden. Via de hoofdhuid kan 25% van de lichaamswarmte verloren gaan.
Verzorg uw uiterlijk:
Gebruik als vrouw misschien een beetje meer make-up. Ook als man kan u het zeer moeilijk hebben met uw veranderd uiterlijk. Een verzorgd uiterlijk, ondanks uw haarverlies, is belangrijk om u goed te voelen.
Het haarverlies kan u emotioneel ontredderen:
Het is normaal dat u soms overstuur raakt, kwaad bent en dat u zich hopeloos, droevig, angstig en verlegen voelt. Praat over deze gevoelens met uw familie, vrienden, arts en verpleegkundige als u daar behoefte aan hebt.
Een verminderde eetlust evenals reuk- en smaakveranderingen kunnen optreden ten gevolge van uw ziekte of behandeling.
Deze tekenen kunnen zich uiteraard ook voordoen in andere omstandigheden zoals bijvoorbeeld bij stress.
Een gebrek aan eetlust evenals reuk- en smaakveranderingen ten gevolge van chemotherapie zijn van tijdelijke aard
Algemene adviezen:
Als u last hebt van smaakveranderingen:
Als u last heeft van onaangename geuren:
Ten gevolge van chemotherapie kunt u last krijgen van een droge mond en keel. U kunt een branderig gevoel hebben. Uw mond kan overgevoelig zijn voor hete, koude en erg gekruide spijzen. In de mond- en keelholte kan er zich een witte of gele aanslag vormen. Het kauwen, slikken en praten kunnen pijnlijk worden.
Een mondslijmvliesontsteking ten gevolge van chemotherapie is van voorbijgaande aard. De ontsteking treedt meestal na twee weken op en kan worden behandeld.
Algemene adviezen:
Voedingsadviezen:
Aan te raden voeding:
Uw arts kan U mondspoelingen voorschrijven, een pijnstillende gel of bij overgroei door bacteriën of schimmels, de gepaste antibiotica.
De aanmaak van witte, rode bloedcellen en bloedplaatjes kan verminderen ten gevolge van chemotherapie.
Als er te weinig witte bloedcellen zijn, vermindert de weerstand tegen infecties. Algemene tekenen die op infectie kunnen wijzen, zijn koorts, koude rillingen, hoofdpijn, zich echt heel ziek voelen. Afhankelijk van de plaats van de infectie kunnen meer specifieke tekenen voorkomen als keelpijn, hoest, een verstopte neus (infectie van de luchtwegen), een branderig gevoel bij het wateren (infectie van de urinewegen), buikkrampen, een branderige pijn aan de anus (darminfectie).
Een huidinfectie kan plaatselijke roodheid, een zwelling, warmte en pijn veroorzaken. Ook vochtverlies (eventuele etter) uit ogen of oren zou op een infectie kunnen wijzen.
Als het aantal rode bloedcellen sterk gedaald is, spreekt men van bloedarmoede.
Bij bloedarmoede zult u vlugger moe zijn. U kan er bleek uitzien. U hebt het gemakkelijk koud. Bij inspanningen kan u kortademig zijn en gaan zweten. U kan last krijgen van hoofdpijnen, duizeligheid, snelle ademhaling, een snelle pols en hartkloppingen. Sommige mensen hebben concentratie moeilijkheden.
Een vermindering van het aantal bloedplaatjes leidt soms tot bloeding. Bloedplaatjes hebben immers als taak het bloed te stelpen. Sommige mensen krijgen vlugger last van blauwe plekken, neusbloedingen, bloedend tandvlees. Als men zich verwondt, blijft men ook langer bloeden dan normaal.
Duur
Aanbevelingen bij een tekort aan witte bloedcellen
Aanbevelingen bij een tekort aan rode bloedcellen
Aanbevelingen bij een tekort aan bloedplaatjes
Raadpleeg uw arts of verpleegkundige
De verminderde aanmaak van witte, rode bloedcellen of bloedplaatjes ten gevolge van chemotherapie is van tijdelijke aard. De aanmaak ervan herstelt spontaan.
Bij een ernstig tekort aan witte of rode bloedcellen is het soms nodig de volgende behandeling aan te passen of uit te stellen.
Indien de arts het nodig acht, kunnen er groeifactoren toegediend worden via de thuisverpleegkundige. Deze groeifactoren bevorderen de aanmaak van witte bloedcellen of rode bloedcellen door het beenmerg.
I.v.m. tekort aan rode bloedcellen of bloedplaatjes wordt soms een bloedtransfusie toegediend.
Tracht infecties te voorkomen.
Zorg voor een omgeving waarin de kans op infecties zo klein mogelijk is:
Zorg voor een optimale gezondheidstoestand:
Let goed op tekenen die op een infectie zouden kunnen wijzen:
Neem nooit op eigen initiatief geneesmiddelen als u vermoedt dat u een infectie heeft.
De bloedplaatjes doen het bloed stollen om het bloeden te stelpen wanneer u zich verwond hebt. Een vermindering van het aantal bloedplaatjes leidt soms tot bloedingen. Kenmerkend hiervoor zijn:
Aanbevelingen
Let goed op tekenen die op bloeding zouden kunnen wijzen:
Blijf rustig in geval van een bloeding:
Als u rustig blijft, verlaagt uw polsslag en uw bloeddruk. Daardoor is de bloeding minder ernstig.
Wat moet u doen als u een bloedende wonde hebt opgelopen ?
Wat moet u doen bij een neusbloeding ?
Door de toediening van de Epirubicine in de FEC-therapie zal de kleur van uw urine rood gekleurd zijn, deze verkleuring heeft geen nadelige invloeden.
Dit verschijnsel is van tijdelijke aard en verdwijnt spontaan na 24 uur.
Drink veel na elke behandeling en let op de kleur van uw urine
Wanneer u tijdens de toediening van de chemotherapie pijn ervaart ter hoogte van de insteekplaats, verwittigt u best onmiddellijk de verpleegkundige van de afdeling. Deze zal nagaan of de naald nog goed zit en de medicatie in de ader loopt. Is dit niet het geval dan zal zij maatregelen nemen, eventueel door de naald te verwijderen en opnieuw aan te prikken.
Na de toediening van de chemotherapie kan u een lichte verkleuring van de huid (wit, rood, bruin) opmerken ter hoogte van de insteekplaats van de naald of langs het verdere verloop van de ader. Dit kan pijnlijk zijn.
Bij bepaalde geneesmiddelen kunnen deze symptomen optreden. De pijn verdwijnt spontaan na enkele uren of dagen. De huidverkleuring kan blijvend zijn.
Kijk waar de insteekplaats van de naald is. Bij huidverkleuring of pijn: gebruik nooit een verband, een zalf, enz... zonder eerst uw dokter of verpleegkundige te raadplegen.
Chemotherapie kan een nadelige invloed hebben op uw vruchtbaarheid, afhankelijk van uw behandeling, uw leeftijd en uw algemene toestand. De hormonenproductie zal verminderen. Daardoor gaat u onregelmatig menstrueren. Tijdens de behandeling kan de menstruatie volledig uitblijven. Daardoor zult u minder vruchtbaar zijn. Door de hormonale veranderingen kunt u typische kenmerken van de menopauze vertonen, zoals: warmte-opwellingen, jeuk, een droge vagina, enz. Er bestaat ook een groter risico op vaginale infecties.
Afhankelijk van uw leeftijd zijn de nadelige gevolgen van chemotherapie op uw vruchtbaarheid van tijdelijke of van blijvende aard. U kunt hierover best informatie inwinnen bij uw arts .
Tijdens en tot 6 maanden na de behandeling is het raadzaam dat u een voorbehoedsmiddel gebruikt, om afwijkingen aan de foetus te voorkomen. Praat over deze problemen met de mensen bij wie u zich goed voelt.
Bespreek met uw dokter welke invloed uw eigen behandeling heeft op uw vruchtbaarheid en zoek samen naar geschikte oplossingen.
De epirubicine in uw FEC schema kan een effect hebben op de pompwerking van het hart. Daarom is het belangrijk dit te onderzoeken, vooraleer men start met de chemotherapie. Dit onderzoek, namelijk de bepaling van de ejectiefractie van de linkerkamer van het hart gebeurt op de afdeling nucleaire geneeskunde.
U schrijft zich in aan de dienst inschrijvingen in het ziekenhuis. Vervolgens meldt u zich aan op het secretariaat Nucleaire Geneeskunde.
Ondertussen bereidt de verpleegkundige het product voor dat ze u zal toedinen. Het is een radioactief serumalbumine (=eiwit).
Hierna wordt u geïnstalleerd op een mobiele tafel.
Er worden 3 monitorelektroden op uw borst gekleefd, welke aangesloten worden op een monitoringtoestel voor EKG en een computer.
Het product wordt in een ader aan de niet geopereerde zijde ingespoten.
Een scanapparaat wordt schuin tegenover uw linkerborstzijde geplaatst om de linkerhartkamer te visualiseren.
De ejectiefractie wordt b
Bij de behandeling van borsttumoren wordt frequent Taxotere toegediend. Deze chemotherapie kan na een ingreep (=adjuvant of aanvullend) of vóór een ingreep opgestart worden.
Taxotere is een semi-synthetisch cytostaticum dat behoort tot de familie van de taxanen.
Het kan wekelijks toegediend worden of driewekelijks. Alleen of zoals dikwijls in combinatie met andere chemotherapie schema's: vb na 3 cycli FEC, 3 cycli Taxotere.
Bij de wekelijkse toediening wordt de Taxotere over 30 minuten toegediend met een volumetrische pomp. Bij de driewekelijkse toediening loopt de chemotherapie in over één uur.
Er wordt, om overgevoeligheidsreacties te beperken aangepaste prémedicatie voorgeschreven, nl. dexamethasone 8 mg (in te nemen 's morgens en 's avonds: de dag vóór, de dag van en de dag na de chemotherapie).
Net voor de toediening van Taxotere wordt Litican intraveneus gegeven om het risico op misselijkheid en braken te verminderen.
Taxotere kan de huid droger maken. De huid kan ook harder en meer gespannen lijken. Dat gebeurt meestal aan de handen en daardoor ontstaan er gemakkelijk huidkloofjes.
Op elk moment van de behandeling met Taxotere kunnen zich verschillende types huidreacties voordoen. Ze ontstaan heel geleidelijk en verdwijnen ook meestal langzaam.
In zeldzame gevallen wordt de behandeling met Taxotere definitief stopgezet.
Behandeling met Taxotere kan nagelbeschadiging veroorzaken. De nagels kunnen broos worden en/of afbrokkelen, ze kunnen splijten, verkleuren, ontkleuren of zelfs loskomen van het nagelbed. Om dit euvel zoveel mogelijk te voorkomen draagt u tijdens de chemotherapie ijshandschoenen.
De nagelbeschadiging is niet blijvend: na het stopzetten van de behandeling herstellen de nagels spontaan. Uiteraard is dit herstelproces afhankelijk van de graad van beschadiging. Vooral na 6 cycli Taxotere kan het enige tijd duren vooraleer de nagels weer helemaal hersteld zijn.
Behandeling met Taxotere kan een negatieve invloed hebben op het oppervlakkig zenuwstelsel. De klachten kunnen uiteenlopen naargelang de graad van de aantasting.
U kunt last krijgen van tintelingen en een "voos" gevoel in de vingerstoppen of tenen. Ook kan het gebeuren dat u minder kracht hebt en dat u minder goed fijne bewegingen kunt uitvoeren zoals het sluiten van knopen, het vasthouden van een pen. Soms kunt u wat last krijgen van onhandigheid. Evenwichtsstoornissen, gehoorstoornissen, algemene spierzwakte, maagpijn, verstopping, enz... kunnen eveneens voorkomen.
Deze tekenen komen doorgaans elk afzonderlijk en in milde vorm voor.
Deze tekenen treden slechts zelden op na een eerste behandeling. Na 6 kuren Taxotere heeft iedereen last van vervelende tintelingen in de extremiteiten. Eenmaal er sympomen zijn opgetreden, verergeren ze na elke toediening. Hoewel de last reversibel van aard is, duurt het toch een hele tijd voor er herstel optreedt.
CMF is een combinatietherapie van drie producten, met name cyclofosfamide, methotrexaat en fluorouracil.
CMF wordt toegediend op dag 1 en dag 8 om de vier weken. CMF wordt nog maar weinig toegediend, tenzij er contra-indicaties zijn voor andere chemotherapieschema’s.
Het AC (adriamycine en cyclofosfamide) schema is een variante van het FEC schema en wordt dikwijls toegepast bij oudere patiënten. Het werkings en bijwerkingsprofiel is vergelijkbaar.
In tegenstelling tot het FEC schema wordt AC meestal over 4 cycli toegediend.
Niet alle borsttumoren zijn hormoon gevoelig. Om deze reden wordt bij elk borstgezwel een microscopisch onderzoek gedaan naar de hormoongevoeligheid. Hiervoor spoort men eiwitten op die een binding kunnen vormen met oestrogeen of progesteron. Deze bindingsplaatsen of receptoren kunnen gemeten worden en geven ons een idee van de hormoongevoeligheid. Een oestrogeen receptor negatieve tumor heeft geen bijzondere affiniteit voor oestrogenen en is derhalve niet hormoongevoelig. Een hormonale behandeling is dus in dit geval niet aangewezen.
Het hormoonreceptor onderzoek wordt routinematig uigevoerd bij elk microscopisch onderzoek. Reeds een aantal dagen na de biopsie of operatie zijn de resultaten bekend.
Zowel het oestrogeen als het progesteron receptor onderzoek zijn van belang bij het nemen van therapeutische beslissingen.
De meeste hormonale behandelingen worden zeer goed verdragen. Doch de meeste hebben bijwerkingen die voornamelijk te maken hebben met het het onttrekken van vrouwelijke hormonen aan het lichaam.
Warmteopwellingen, opvliegers of vapeurs zijn de meest hinderlijke bijwerkingen van de hormonale therapie. Hormonale substitutie om deze last op te vangen is natuurlijk niet aangewezen. Er bestaan echter een aantal medicamenteuze alternatieven. Bespreek deze met uw arts.
Daarnaast kunt u ook enkele eenvoudige maatregelen in acht nemen: Vermijd alcohol, te warme spijzen en dranken, sterke kruiden .... Kleed u luchtig, bij voorkeur in laagjes. Zorg bij nachtelijke warmte opwellingen voor een frisse, goed geventileerde kamer, vermijd al te warme dekbedekking ...
Sommige patiënten hebben last van droge vaginale slijmvliezen, andere hebben last van overvloedig slijmverlies. Op zich zijn dit normale verschijnselen bij hormonale behandeling. U hoeft zich hierover niet ongerust te maken.
Raadpleeg evenwel uw arts als u jeuk of pijn hebt: geïrriteerde vaginale slijmvliezen zijn gevoelig aan infecties en deze worden best behandeld.
Gebruik een glijmiddel als u pijn hebt tijdens betrekkingen.
Sommige hormonale behandelingen (Tamoxifen) beschermen de botten, andere versnellen dan weer botontkalking (osteoporose).
Er bestaat medicatie die het kalkverlies uit de botten afremt, maar u kan ook een aantal maatregelen nemen om het botverlies tot een minimum te beperken:
Elke medicatie kan aanleiding geven tot huiduitslag, wat maag - of damlast. Aarzel niet om u arts aan te spreken als u hieromtrent vragen hebt .
Naast de hormoongevoeligheid van de tumor zijn er ook andere factoren die bepalen welke behandeling nu het meest geschikt is: de menopauzale status, de leeftijd van patiënt, de ernst van de ziekte, groeisnelheid van de tumor, de aanwezigheid van uitzaaiingen in vitale organen ....
Ook de algemene toestand en de medische voorgeschiedenis zijn bepalend voor de keuze van de hormonale behandeling. Uw arts zal u hier uitgebreid kunnen over informeren. Zo zal ook nader ingegaan worden op de optimale duur en het optimale tijdstip om de hormonale behandeling op te starten. Dit kan immers sterk variëren naargelang de ernst van de ziekte en de begeleidende behandelingen.
Wij beschikken over een aantal mechanismen om de werking van vrouwelijke hormonen te beïnvloeden. Ze worden hieronder heel kort beschreven.
Blokkeren hormoonproductie door eierstokken
Bij de premenopauzale patiënte wordt de overgrote meerderheid van vrouwelijke hormonen geproduceerd door de eierstokken. Dit proces wordt centraal gereguleerd door de de hypofyse. Deze klier bevindt zich ter hoogte van de hersenen. De eierstok homoonproduktie kan afgeremd worden door de eierstokken chirurgisch te verwijderen of door de eierstokken te bestralen.
Er bestaan ook medicaties die een centraal werkingsmechanisme hebben en zo de hormoonproduktie op niveau van de eierstokken afremmen. Het gaat hier om inspuitingen die maandelijks moeten toegediend worden.
Anti-oestrogenen
Anti-oestrogenen, zoals bv. Tamoxifen, blokkeren de receptoren en verhinderen zo dat de circulerende hormonen zich op deze 'landingsplaatsen ' gaan binden. Op deze manier wordt het groeistimulerend effect van oestrogen tegengegaan.
Tamoxifen wordt ingenomen onder de vorm van pilletjes. De duur van behandeling kan sterk variëren.
Anti-oestrogenen kunnen als enige vorm van therapie toegediend worden of in combinatie met andere behandelingen: voor of na heelkunde, na chemotherapie, in combinatie met immunotherapie, tijdens bestraling... Zowel pré-als postmenopauzale patiënten kunnen hiermee behandeld worden.
Aromatase inhibitoren
De aanmaak van hormonen is enkel mogelijk dankzij de werking van een aantal enzymen. Aromatase is een enzym dat de productie van oestrogenen mogelijk maakt. Bepaalde medicaties (de aromatase inhibitoren) zijn in staat om de werking van dit 'aromatase' enzym te remmen. Zij worden dan ook gebruikt bij de behandeling van borstkanker: Anastrozole, Letrozole, Exemestane.
Ook deze medicatie kan als enige behandeling aangewend worden of in combinatie met andere therapieën. In bepaalde gevallen volgen de aromatase inhibitoren na een initiële behandeling met anti-oestrogenen.
Het is belangrijk om te vermelden dat deze behandeling enkel kan toegediend worden bij postmenopauzale patiënten of bij premenopauzale patiënten die een bijkomende behandeling ondergaan om de eigen hormoonproductie af te remmen.
Herceptin (trastuzumab) is een relatief nieuw geneesmiddel ind e behandeling van bepaalde types borstkanker. Het werkingsmechanisme berust op een reactie tussen Herceptin met een specifiek eiwit (HER2NEU) op de celmembraan van de tumorcellen. Slechts een minderheid van de borstkankers, ongeveer 20 %, vertonen deze eigenschap en alleen bij die patiënten wordt Herceptin gebruikt. Dit eiwit op de celmembraan en dus de gevoeligheid voor Herceptin kan met een moleculaire diagnostische techniek op het gezwel in de borst onderzocht worden (zogenaamde FISH-test).
Tot recent werd Herceptin enkel erkend en gebruikt voor de behandeling van patiënten met gevorderde borstkanker, dit wil zeggen bij patiënten die ook metastasen of "uitzaaiingen" hebben. Bij deze groep patiënten verlengt Herceptin de overleving en verbetert Herceptin ook de levenskwaliteit. Zowel bij gebruik van het medicament alleen, als in combinatie met chemotherapie. Vele duizenden patiënten werden met dit geneesmiddel reeds met succes behandeld.
Recent is gebleken dat Herceptin ook zeer nuttig kan zijn bij de behandeling van vroegtijdig behandelde borstkanker waar nog geen sprake is van metastasen. Om de definitieve genezingskansen te verbeteren wordt soms na (soms ook voor) de operatie, waarbij de tumor verwijderd is, radiotherapie, chemotherapie en/of hormonale behandeling toegediend. De resultaten van een aantal grote Europese en Amerikaanse studies bij dergelijke patiënten tonen duidelijk aan dat het toevoegen van Herceptin aan de klassieke behandelingen de genezingskansen verder beduidend doe toenemen: na 1 jaar behandelen met Herceptin blijken de kansen om terug ziek te worden met ongeveer 50 % te verminderen terwijl de bijwerkingen gering zijn.
Toediening
Herceptin wordt ambulant toegediend via het dagziekenhuis langs intraveneuze weg. Net zoals chemotherapie kan het via een een infuus in de arm of via een poortcatheter toegediend worden. Het inloopen duurt anderhalf uur. Nadien volgt een observatieperiode van vier en een half (eerste keer) tot een half uur (volgende keren). De toediening wordt om de drie weken herhaald, voor een periode van 1 jaar of tot belangrijke nevenwerkingen optreden.
Bij patiënten met gevorderde ziekte kan Herceptin in combinatie met chemotherapie toegediend worden op wekelijkse basis.
Bij start en na 3, 6 en 12 maanden behandeling wordt de functie van de hartspier gecontroleerd met een isotopenonderzoek of met een echografie. Indien de hartfunctie achteruitgaat wordt de behandeling uiteraard gestopt.
Indicaties
Bij het geopereerde vroegtijdig borstcarcinoom met positieve FISH-test.
Na aanvullende chemotherapie en radiotherapie.
Binnen de 12 weken na chemotherapie of binnen de 8 weken na radiotherapie en na bevestiging van een normale hartspierfunctie.
Bijwerkingen
Naast een zeldzame allergische reactie wordt slechts in een heel beperkte groep van behandelende patiënten (0,5 %) ernstig hartfalen gezien.
Lapatinib (Tyverb) is een nieuw geneesmiddel in de behandeling van bepaalde types borstkanker.
Door veranderingen (mutaties) in het DNA van specifieke genen die de celdeling regelen en controleren, kunnen cellen ontstaan die ongecontroleerd kunnen delen: de kankercel. Bij de controle op die celdeling spelen interacties tussen cellen een rol, met het doorgeven van signalen aan de celoppervlakte. Soms zijn er te veel groeisignalen, soms te weinig stopsignalen. Al deze signalen moeten hun weg vinden naar de celkern. Deze signaaloverdracht begint aan het celoppervlak via bepaalde receptoren, en wordt bemiddeld via een intracellulair enzym: tyrosinekinase.
Tyrosinekinaseremmers kunnen de signaaloverdracht stilleggen en de verhoogde celdeling blokkeren.
Lapatinib is dus een tyrosinekinaseremmer, een kleine molecule die door het celmembraan dringt.
Slechts een minderheid van de borstkankers, ongeveer 20%, heeft deze receptor. Enkel bij deze patiënten die deze receptor hebben, is toediening van Lapatinib zinvol. Of dergelijke receptor aanwezig is op de celwand en dus gevoelig is voor Lapatinib, kan getest worden op de tumorcellen met de zogenaamde FISH-test.
Lapatinib zijn tabletten en worden via de mond ingenomen. Het medicament wordt voorgeschreven door de oncoloog en meegegeven uit de ziekenhuisapotheek.
Bewaring
Het product moet op kamertemperatuur worden bewaard en worden beschermd tegen zonlicht.
Momenteel wordt Lapatinib in studieverband (ALTTO) gegeven aan patiënten met een vroegtijdig vastgestelde borstkanker, een positieve FISH-test en na chemotherapie en radiotherapie. Er zijn verschillende behandelschema’s mogelijk.
Ook aan patiënten met een vergevorderde borstkanker wordt Lapatinib toegediend in combinatie met chemotherapie, na eerdere behandelingen met chemotherapie.
De voornaamste bijwerkingen zijn diarree, gebrek aan eetlust, misselijkheid, vermoeidheid en huiduitslag. Deze bijwerkingen zijn meestal mild.
Advies bij gewichtsverlies en diarree
Advies bij huiduitslag
Huiduitslag treedt op bij 50% tot 100% van de patiënten. Het start meestal binnen de twee weken na het opstarten van de behandeling en verbetert of verdwijnt na een paar weken. Hoewel de huiduitslag soms acneïform wordt genoemd, is het geen echte acne en kan het dus niet op die manier behandeld worden. Het verschijnt meestal als droge, jeukende en schilferende huid, vooral op plaatsen waar veel talgklieren voorkomen zoals gezicht, nek en schouders.
Bij minder dan 1% van de patiënten kan vier tot acht weken na aanvang van de therapie nagelbeschadiging optreden. Dit kan zich uiten als een ontsteking van de nagelriemen, meestal aan de voetnagels. Ontsmettende voetbaden en lokale zalfjes met antibiotica en corticoïden zijn soms aangewezen.
Na een sentinelklierprocedure of okselklieruitruiming kunnnen schouder- en armbewegingen pijnlijk zijn of kan de mobiliteit verminderd zijn. Meestal is dit een fenomeen van voorbijgaande aard is. Vrij snel na de ingreep start de kinesist een oefenprogramma met als doel de beweeglijkheid van het schoudergewricht te verbeteren.
Bij een okelklieruitruiming zal de kinesit de oefeningen met u opstarten om het risico op lymfoedeem in de arm te verkleinen. Tevens zal hij u advies geven omtrent de preventie van armoedeem en een meting van de arm uitvoeren (herpetz meting).
De oefeningen herhaalt u verder thuis. Soms is bijkomende begeleiding door een kinesist noodzakelijk. Bij ontslag ontvangt u de nodige voorschriften van uw behandelende arts.
Na een sentinelklierprocedure of okselklieruitruiming kunnen schouder- en armbewegingen pijnlijk zijn of kan de mobiliteit verminderd zijn. Meestal is dit een fenomeen van voorbijgaande aard. Vrij snel na de ingreep start de kinesist een oefenprogramma met als doel de beweeglijkheid van het schoudergewricht te verbeteren.
Bij een okselklieruitruiming zal de kinesist de oefeningen met u opstarten om het risico op lymfoedeem in de arm te verkleinen. Tevens zal hij u advies geven omtrent de preventie van armoedeem en een meting van de arm uitvoeren (herpetz meting).
De oefeningen herhaalt u verder thuis. Soms is bijkomende begeleiding door een kinesist noodzakelijk. Bij ontslag ontvangt u de nodige voorschriften van uw behandelende arts.
!!! enkel bij okselklieruitruiming!!!
Tijdens de ziekenhuisopname doet de kinesitherapeut een omtrekmeting op 4 punten van de armen.
Met de Herpetz-methode kan uit deze metingen een relatief percentage oedeemvolume worden berekend. Bij het bereiken van 10 % volumeverandering tussen de arm van de geopereerde en niet-geopereerde zijde spreekt men van lymfoedeem en moet een complexe fysische behandeling worden ingesteld
Ons lichaam heeft een netwerk van lymfeklieren en lymfebanen waarin er lymfevocht stroomt, vergelijkbaar met ons bloedvatensysteem.
Dit netwerk van lymfevaten brengt het lymfevocht doorheen ons ganse lichaam. Het lymfevocht bevat witte bloedcellen die ons beschermen tegen infecties. Lymfoedeem is een abnormale ophoping van eiwitten en vocht in het lichaamsweefsel als gevolg van een verstoord evenwicht in de aanvoer en afvoer van vocht.
Het verwijderen van de lymfeklieren en lymfebanen in de oksel zorgt ervoor dat de vochtafvoer in de arm veranderd, het maakt het moeilijker om het vocht in de arm te laten circuleren naar andere delen van het lichaam. Indien de achterblijvende lymfebanen onvoldoende zijn om het vocht uit de arm en de borst te draineren, zal dit vocht zich opstapelen en zal er zwelling of lymfoedeem in de arm ontstaan. Bestraling van de borst en de oksel kan hetzelfde effect op de lymfebanen veroorzaken als chirurgie. Vrouwen bij wie er veel lymfeklieren werden verwijderd en die radiotherapie op de oksel ondergingen, hebben het hoogste risico op het ontwikkelen van lymfoedeem. Lymfoedeem treedt meestal niet acuut op, het ontwikkelt zich langzamerhand. De zwelling kan de eerste tijd heel mild blijven, maar zelfs jaren later verder evolueren. We verwachten dat door het aanwenden van nieuwe heelkundige technieken, zoals de sentinelprocedure, er veel minder vrouwen lymfoedeem zullen ontwikkelen. Ook al blijft er nog heel wat te leren over lymfoedeem, toch zijn er een aantal maatregelen die kunnen genomen worden om het risico op armoedeem te beperken. Eenmaal opgetreden kan lymfoedeem niet genezen toch kan vroegtijdig ingrijpen de zwelling onder controle houden en verdere toename van de armdiameter voorkomen.
Hoewel geen enkele studie heeft aangetoond dat lymfoedeem effectief kan voorkomen worden, volgen experts volgende basisregels, die het risico op lymfoedeem verkleinen of uitstellen.
Probeer infecties aan hand en arm te voorkomen
Vermijd extreme warmte en koude
Vermijd druk op arm en schouder
Vermijd spierspanning
Vermijd gewichtstoename
Uw lichaam reageert op een infectie door het aanmaken van extra vocht, dit om de infectie te bestrijden. Verwijdering of beschadiging van de lymfevaten maakt het moeilijk om dit extra vocht te transporteren waardoor kans op zwelling ontstaat.
Goede hygiëne en zorgvuldige huidverzorging kunnen helpen om infecties te voorkomen.
Basisadviezen:
Net als infecties, kunnen ook brandwonden het lichaam aanzetten om extra vocht te produceren, wat kan leiden tot zwelling van de arm of hand.
Basisadviezen:
Afklemming of druk op de arm zorgen voor druk op de nabij gelegen bloedvaten. Dit kan leiden tot toename van vocht en zwelling.
Sommige vrouwen associeerden druk met het ontstaan van hun lymfoedeem.
Lymfoedeem gaat soms ook samen met vliegreizen, waarschijnlijk als gevolg drukverschil.
Basisadviezen:
Het is belangrijk de geopereerde zijde te gebruiken voor normale dagelijkse activiteiten, zoals het borstelen van uw haar, het baden, … en dit om sneller te genezen en kracht te herwinnen.
Maar opgelet! Overmatige belasting van de arm kan een aanleiding zijn tot het ontstaan van lymfoedeem.
Het is een goed idee om deze suggesties te volgen waar mogelijk:
Omdat extra vet in de arm meer bloedvaten vereist, leidt dit tot meer vloeistof in de arm en zorgt zo voor een grotere last op de aanwezige lymfebanen.
Minstens 2 studies hebben aangetoond dat gewichtstoename na mastectomie een hoger risico van lymfoedeem betekent. Vrouwen die zwaarlijvig zijn zouden meer kans op een ernstige vorm van lymfoedeem hebben.
Alle maatregelen ten spijt kan er toch lymfoedeem ontstaan, ook al is het alleen bij inspanning. Waarom de één het wel krijgt en de ander niet is niet duidelijk.
De symptomen die zich kunnen voordoen in arm, hand, oksel, borst of rug zijn:
• Zwelling
• Een zwaar gespannen of moe gevoel
• Functieverlies of bewegingsbeperking
• Pijn en / of tintelingen
Als u deze symptomen merkt kunt u eerst proberen de arm rust te geven en hoger te leggen. Als de klachten de volgende dagen niet verminderen neem dan contact op met de uw huisarts of specialist. Hoe eerder maatregelen getroffen worden hoe groter de kans dat lymfoedeem kan verholpen worden.
Na uw operatie komt de kinesist bij u op de kamer en zal een omtrekmeting uitvoeren op 4 plaatsen van beide armen. Deze metingen zullen later herhaald worden. Met de Herpertz-methode kan uit deze metingen een relatief percentage oedeemvolume worden berekend.
Bij het bereiken van 10% volumeverandering tussen de arm van geopereerde en niet-geopereerde zijde moet een complexe fysische behandeling worden ingesteld bestaande uit manuele lymfdrainage volgens dr. Vodder, oefeningen en pneumatische compressietherapie met een meerkamermanchette. Dagelijks wordt de arm na de behandeling ingezwachteld.
Deze intensieve behandeling wordt tot 3 maal per week uitgevoerd en dit gedurende 1 à 3 maand.
Bij stabilisatie van de zwelling wordt eventueel gedurende 1 jaar een onderhoudsbehandeling gegeven van 1 à 2 maal per week.
Tevens wordt ook het dragen van een elastische compressiekous aanbevolen.
De artsen van de Borstkliniek OLV werken mee aan een aantal klinische studies rond de behandeling van borstkanker. Het kan dat men u, tijdens uw therapie, vraagt om aan zo'n klinische studie uw medewerking te verlenen. Uiteraard kan dit alleen maar als u voldoende begrijpt wat zo'n klinische studie inhoudt.
Wat zijn klinische studies?
Wie komt voor een studie in aanmerking?
Word ik voldoende geïnformeerd?
Hoe verleen ik mijn toestemming?
Waarom aan een studie deelnemen?
Zijn er extra kosten bij deelname aan studies?
Welke studies lopen binnen de Borstkliniek OLV Aalst?
Klinische studies zijn onderzoeken waarbij het effect en de bijwerkingen van nieuwe behandelingsmethodes worden geëvalueerd of waarbij het effect van twee gelijkaardige (al dan niet medicamenteuze) behandelingen worden vergeleken.
Nieuwe medicijnen worden eerst in laboratoria ontwikkeld en uitgetest.
Als de resultaten van deze testen veelbelovend zijn, moet men deze resultaten bevestigen op een bepaalde groep patiënten. Soms zijn duizenden patiënten in één studie nodig om de efficaciteit van een bepaalde behandelingsmethode te bewijzen. Om deze reden proberen we zoveel mogelijk mensen te stimuleren om deel te nemen aan dergelijke studies.
Uiteraard komt niet elke patiënt in aanmerking voor deelname aan een klinische studie. U moet voldoen aan een aantal uiteenlopende criteria, die volgens studieprotocol nogal eens kunnen variëren: bijvoorbeeld uw leeftijd, vroegere behandelingen, uitgebreidheid van uw aandoening, type tumor, ...
Indien u in aanmerking komt voor een bepaalde studieprotocol, zal uw arts u contacteren.
Ieder onderzoek heeft zijn specifieke aspecten. Voordat u aan een klinisch onderzoek begint, geven de onderzoeksarts en datamanager een uitgebreide voorlichting waarbij alle belangrijke elementen van het onderzoek aan de orde komen.
Na dit gesprek kunt u de informatie rustig nalezen in de brochure van de studie (de schriftelijke patiënteninformatie). In de patiënteninformatie staan de volgende onderwerpen beschreven: de reden van de studie, de te testen behandeling, de fase waarin het onderzoek zich bevindt, de mogelijke risico's en voordelen en een overzicht van de onderzoeken (zoals röntgenfoto's en bloedonderzoek) die nodig zijn.
U bepaalt zelf hoe lang u over uw eventuele deelname wilt nadenken. U kunt altijd vragen stellen tot u alle informatie hebt die nodig is.
In eerste instantie zal uw arts u inlichten over het doel van de studie, over de mogelijke voor- en nadelen van de behandeling. Er zal bovendien goed uitgelegd worden waarin de voorgestelde behandeling afwijkt van eventuele standaardbehandeling. Na deze eerste mondelinge informatie zal u een bundeltje ontvangen waar in duidelijke taal nog eens alles goed wordt uitgelegd. Deze tekst neemt u best grondig door in rustige omstandigheden, bij voorkeur thuis. U kan op die manier ook met uw huisarts en eventueel met familieleden overleggen.
Met eventuele vragen over de studie kan u later terecht bij uw arts.
Pas wanneer u helemaal overtuigd bent van de waarde van de studie, zal men u vragen om samen met uw arts, een formulier te tekenen waarin u verkaart dat u voldoende informatie hebt ontvangen, dat u alles goed hebt begrepen en dat u uw medewerking aan de studie verleent.
Op geen enkel moment dient u zich verplicht te voelen om aan een studie deel te nemen.
Pas wanneer u helemaal overtuigd bent van de waarde van de studie, zal men u vragen om samen met uw arts, een formulier te tekenen waarin u verkaart dat u voldoende informatie hebt ontvangen, dat u alles goed hebt begrepen en dat u uw medewerking aan de studie verleent.
Op geen enkel moment dient u zich verplicht te voelen om aan een studie deel te nemen.
De reden om aan dergelijke studies deel te nemen kan heel uiteenlopend zijn: sommige patiënten nemen deel omdat ze als eerste een nieuwe behandeling willen proberen, anderen hopen zo hun genezingskansen te verhogen of hun levenskwaliteit te verbeteren. Anderen willen dan weer bijdragen aan de vooruitgang van het wetenschappelijk kankeronderzoek en hopen vooral andere toekomstige kanker- patienten te kunnen helpen!
De reden om aan dergelijke studies deel te nemen kan heel uiteenlopend zijn: sommige patiënten nemen deel omdat ze als eerste een nieuwe behandeling willen proberen, anderen hopen zo hun genezingskansen te verhogen of hun levenskwaliteit te verbeteren. Anderen willen dan weer bijdragen aan de vooruitgang van het wetenschappelijk kankeronderzoek en hopen vooral andere toekomstige kankerpatiënten te kunnen helpen!
Het is belangrijk dat u weet dat deelname aan een klinische studie geen extra financiële kosten met zich meebrengt. Daarover en over de kwaliteit van de studie waakt een ethisch comité. Dit onafhankelijk comité dient formele goedkeuring te geven aan een studieprotocol vooraleer dit binnen het ziekenhuis patiënten kan includeren.
Binnen de Borstkliniek OLV Ziekenhuis Aalst zijn er steeds een aantal studieprotocols lopende. U kunt hiervoor steeds terecht bij de verschillende artsen van de Borstkliniek.
Misschien werd u op de hoogte gebracht dat u een gezwel heeft ter hoogte van de borst of kreeg u ander nieuws te horen. U kreeg allerlei medische informatie van de artsen, maar wellicht zijn er nog dingen die voor u niet zo duidelijk zijn, of hebt u gewoon nood aan een gesprek. Misschien heb je vragen van niet medische, eerder van praktische aard. Ook hiervoor kan u steeds beroep doen op de dienst patiëntenbegeleiding oncologie.
Het vermoeden hebben van borstkanker of meegedeeld worden dat u als vrouw borstkanker heeft, is een zware confrontatie. De borstverpleegkundige wil u en uw familie ondersteunen gedurende uw ziekteverloop en een aanspreekpunt zijn.
Tijdens het eerste consult bij de arts maakt u kennis met de borstverpleegkundige. Zij zal trachten u zo goed mogelijk te informeren en begeleiden gedurende uw hele ziekteproces.
Wanneer de diagnose gesteld wordt, geeft ze u informatie over het ziekteverloop: wat is borstkanker, wat is de borstkliniek, welke onderzoeken staan u te wachten,... In geval van ingreep ziet de borstverpleegkundige u zowel voor als na de operatie. Tevens is ze een aanspreekpunt voor u en uw familie.
Gedurende uw verdere ziekteverloop zal u de borstverpleegkundige u op regelmatige tijdstippen ontmoeten. Natuurlijk kan u haar ook steeds bereiken voor vragen. Zij kan u doorverwijzen naar uw behandelende arts of verwijzen naar andere psychosociale medewerkers.
De borstverpleegkundige maakt deel uit van het Oncologisch Psychosociaal Support Team (OPST) en staat samen met de sociaal verpleegkundige en de klinisch psycholoog in voor de psychosociale ondersteuning van u en uw familie.
Op het einde van de radiotherapie zal zij u terug zien voor een afsluitend gesprek. Hierbij zal zij peilen naar hoe de behandeling voor u verlopen is en u nog een aantal tips meegeven naar huidverzorging-en bescherming. Ook na uw behandeling en tijdens de verdere opvolging blijft zij beschikbaar voor bijkomende vragen of problemen.
Voor psycho-sociale begeleiding zal u contact hebben met één van de vier OPST-medewerkers die werkzaam zijn in het OPST-Borstkliniek, namelijk Marieke Bejaer of Linda Houbracken, Sarah Palsterman en Ann Biebaut.
Wanneer zijn wij beschikbaar?
Wat kunnen wij doen voor u voor de ingreep?
Wat kunnen wij doen voor u na de ingreep, tijdens uw opname?
Welke informatie kan ik krijgen over een borstprothese?
Welke informatie kan ik krijgen voor de aankoop van een pruik?
Wat kunnen wij doen voor u bij de bestraling?
Wat kunnen wij doen voor u tijdens de chemotherapie?
Wat wordt er nog georganiseerd?
Waar vind ik meer informatie over interessante literatuur?
Wij zijn voor u beschikbaar tijdens de ganse periode van de behandeling, vanaf het moment dat u de diagnose heeft gekregen tot en met de controle consultaties na de behandeling (heelkunde, bestraling, chemotherapie of hormonale therapie).
Ter gelegenheid van de ingreep en bij de start van de nabehandeling brengen wij u spontaan een bezoekje. Ook nadien wordt u verder opgevolgd. Wenst u ons op een ander moment nog te spreken, dan kan de behandelende arts of kan uzelf met ons contact opnemen. Wij zijn steeds bereikbaar tussen 8h30 en 16h30 op het telefoonnummer 053 72 44 79 of
053 72 49 66.
De diagnose horen van borstkanker, kan vele emoties oproepen. Misschien heeft u nood om deze te uiten. Indien u dit wenst, kunt u ons na de consultatie contacteren zodat we u kunnen ondersteunen, een luisterend oor zijn. Indien gewenst kunnen wij u verdere psychologische begeleiding aanbieden.
Via de behandelende arts worden wij op de hoogte gebracht van de ingreep. Tijdens uw opname komen wij langs om kennis te maken indien dit in vorige fase nog niet is gebeurd. Wij staan samen met u stil bij emoties en vragen van allerlei aard. Deze kunnen gaan over de thuiszorg, de nabehandeling, de voorlopige borstprothese. Ook uw partner en familie kunnen hierbij betrokken worden indien u dat wenst. Zij kunnen eveneens beroep doen op onze dienst.
Welke dingen kunnen zoal aan bod komen?
Bij het einde van ons gesprek krijgt u ook de gepaste schriftelijke informatie mee, die kan dienen als aanvulling voor uw persoonlijke informatiemap.
U krijgt na uw operatie informatie over een borstprothese door de borstverpleegkundige.
Indien u een borstsparende operatie gehad heeft, is het mogelijk dat u toch een verschil in grootte van de borsten ervaart. In dit geval kan het helpen om een gedeeltelijke prothese (deelprothese) te dragen. Vraag hierover info bij uw borstverpleegkundige. Om een terugbetaling te krijgen, heeft u steeds een attest nodig. Dit zal u ook ontvangen via de borstverpleegkundige.
Wanneer u een amputatie heeft gehad, komt de borstverpleegkundige langs om een voorlopige borstprothese en een passende, postoperatieve BH aan te meten. Zes tot acht weken na uw operatie kan u in de thuiszorgwinkel of bij een bandagist een definitieve prothese afhalen. Best maakt u hiervoor een telefonische afspraak. U heeft hiervoor een ondertekend attest van de arts nodig, die u via de borstverpleegkundige kan verkrijgen.
U geeft dit attest af in de thuiszorgwinkel en zij regelen de betaling van de prothese onmiddellijk met het ziekenfonds. U hoeft dan niets zelf te betalen (derdebetalerssysteem). Het kan ook zijn dat u de prothese afhaalt bij de bandagist. U dient dan met de factuur en het attest van de arts naar uw ziekenfonds te gaan. U krijgt achteraf een terugbetaling.
Na één jaar heeft u recht op een nieuwe prothese, op voorwaarde dat u een ondertekend attest van uw arts kan voorleggen. Na het eerste jaar heeft u telkens om de twee jaar recht op een nieuwe prothese. Hierbij heeft u ook telkens een ondertekend attest nodig voor de terugbetaling.
Na de consultatie bij de oncoloog in kader van de opstart van chemotherapie komt u aansluitend langs bij de borstverpleegkundige.
Zij zal met u de werking van het dagziekenhuis en het secretariaat bespreken. Daarnaast geeft zij u info over de mogelijke nevenwerkingen van de chemotherapie. U krijgt alle informatie ook mee op papier, zodat u dit rustig thuis nog eens kan nalezen.
Verder zal zij met u de aankoop van een pruik bespreken. De borstverpleegkundige bezorgt u een attest voor de terugbetaling van de pruik via de mutualiteit (180 euro). Daarnaast kan u bij uw hospitalisatieverzekering bevragen in welke mate zij de aankoop vergoeden. U zal ook een adressenlijst mee krijgen, waar u terecht kan voor de aankoop van een pruik.
U zal na uw consultatie bij de arts een afspraak krijgen bij de sociaal verpleegkundige. Zij zal u informeren over de simulatie. Daarnaast zal zij u informeren over het verloop van de radiotherapie en mogelijke nevenwerkingen. U zal geïnformeerd worden over de producten die u mag gebruiken tijdens de radiotherapie en over allerlei praktische zaken zoals vervoer en gratis parkeerkaartjes.
Indien u nog bijkomende vragen heeft, mag u ten allen tijde contact opnemen met een medewerker van het oncologisch psychosociaal support team.
Tijdens uw chemotherapie komt de borstverpleegkundige langs bij de start, wanneer u wisselt van chemotherapie en op het einde van de behandeling. Daarnaast kan zij u informeren over infosessies, workshops, gelaatsverzorgingen, oncorevalidatie en andere activiteiten binnen het ziekenhuis. Verder kan u ook raad vragen in kader van financiële vergoedingen, hospitalisatieverzekering of het regelen van thuishulp of thuisverpleging.
Daarnaast biedt zij ook een luisterend oor. Zij informeert naar het verloop van de chemotherapie en welke nevenwerkingen u ervaart. Zij zal u bij de start een dagboek mee geven waarin u de symptomen die u ervaart kan noteren. Dit dagboek mag u meebrengen naar de volgende chemokuur en voorleggen aan uw behandelend arts. Zo heeft de arts onmiddellijk een duidelijk beeld van hoe u alles ervaren heeft.
U vindt een overzicht van de activiteiten hieronder:
U zal via de borstverpleegkundige schriftelijke informatie meekrijgen via uw patiëntenmap. Daarnaast kan u bij de borstverpleegkundige terecht voor het ontlenen van interessante literatuur. Vraag gerust welke boeken beschikbaar zijn.
Zoals u ongetwijfeld heeft gemerkt, brengt het ziek zijn heftige emoties met zich mee. Of u nu patiënt bent of partner, kind of familie van degene die ziek is. Door deze ingrijpende gebeurtenis ziet het leven er ineens anders uit, is de toekomst onzeker geworden. Misschien vraagt u zich af hoe het nu allemaal verder moet.
Sommigen hervinden het evenwicht met de hulp van familie en vrienden. Anderen kunnen daarbij best een steuntje in de rug gebruiken van professionele hulpverleners.
Een psycholoog kan de patiënt en diens naaste(n) op een systematische wijze helpen zich aan te passen aan deze nieuwe levenssituatie, zowel tijdens de behandeling als in de periode daarna.
Vaak gaat het om problemen zoals angst en onzekerheid, depressie, woede, laag zelfbeeld en zelfwaardegevoel, veranderd lichaamsbeeld, veranderde intimiteit en seksualiteit, relatie- en gezinsproblemen, schaamte en schuld. Dit hoeft zeker niet als een teken van zwakte gezien te worden. Veelal is het een gevolg van andere factoren, die de psycholoog samen met u kan aanpakken.
De psycholoog is er:
Voor wie? Welke begeleiding?
Begeleiding tijdens en na de behandeling
De begeleiding wordt gegeven door de psychologe Laura Van de Sype. Zij maakt deel uit van het behandelend team en de dienst Patiëntenbegeleiding oncologie.
Voor meer informatie of als u een afspraak wenst te maken, kan u contact opnemen via het secretariaat op het nummer 053 72 44 79.
Iedereen is het erover eens dat kanker geen zuiver lichamelijke aangelegenheid is. Ze treft de patiënt tot in zijn diepste wezen; ze heeft gevolgen voor de partner en het gezin. Elke fase, van diagnose, naar behandeling tot herstel, kent zijn eigen zorgen en problemen.
Elke patiënt, elk gezinslid heeft zijn ei
Kanker heeft voor elke patiënt die ermee te maken krijgt grote gevolgen. Regelmatig is er sprake van enorme angst, onzekerheid, verwardheid en het besef van verlies op vele fronten.
Emotionele moeilijkheden kunnen de kop opsteken.
Anderzijds kunnen veel van de emotionele problemen na de diagnose ook vertaald worden in termen van verdriet om verlies.
Palliatieve zorg
Samenstelling en bereikbaarheid van het PST campus Aalst en Ninove
Samenstelling en bereikbaarheid van het PST campus Asse
Inschakelen van het PST
Iedereen kan het Palliatief Support Team om advies vragen: de behandelende equipe, maar ook de patiënt of de verwanten van de patiënt.
Afhankelijk van het type van vraag voor ondersteuning zal er contact worden opgenomen met de patiënt en met de behandelende equipe door één of meerdere leden van het PST.
Meer informatie is te vinden in de brochure "Het levenseinde bespreekbaar maken"
De Borstkliniek van het OLV Ziekenhuis Aalst organiseert in het kader van de hoger geciteerde doelstellingen een aantal activiteiten.
Meer informatie over deze activiteiten vindt u onder de rubriek 'patiëntinfo' op de pagina van het Oncologisch Psychosociaal Support Team
Sinds jaren organiseert de dienst Patiëntenbegeleiding Oncologie in samenwerking met de Vlaamse Liga tegen Kanker (VLK) infonamiddagen. Tijdens de infosessies geven artsen, kinesisten, diëtisten, sociaal verpleegkundigen, psychologen,... uitleg omtrent een aantal heel uiteenlopende zaken: wat is borstkanker, de behandeling en neveneffecten, aanvullende behandelingen, voeding, lymfedrainage, vermoeidheid…
Wat is borstkanker?
Donderdag 6 oktober 2011
Dr. Roelstraete, radiotherap
De gespreksgroep ‘leren leven en omgaan met kanker’ is een reeks van 10 bijeenkomsten waarop kankerpatiënten met lotgenoten van gedachten kunnen wisselen. Kankerpatiënten kunnen er hun verhaal vertellen en luisteren naar het verhaal van anderen. De nadruk ligt vooral op de emotionele verwerking van de ziekte.
Mensen met kanker kunnen in de gespreksgroep meer inzicht verwerven in zichzelf en in hun ziekte, een groter gevoel van controle krijgen over hun situatie, leren omgaan met hun gevoelens over kanker en ze leren uiten
Het OLV Ziekenhuis organiseert in samenwerking met de Vlaamse Liga Tegen Kanker verschillende activiteiten voor kankerpatiënten en mensen uit hun omgeving.
De workshop 'Look good, feel better' leert u technieken om nevenwerkingen van de behandeling te maskeren: de huid reinigen, dagcrème gebruiken, wenkbrauwen bijtekenen, vlekken camoufleren, keuze van haarprothese, haarbanden en sjaals,...
De workshop wordt verzorgd door mevrouw Jenny Claeys, schoonheidsconsulente VLK
Mensen geconfronteerd met kanker
23/09/2011 en 02/12/2011
Het OLV Ziekenhuis organiseert in samenwerking met de Vlaamse Liga tegen Kanker activiteiten voor mensen met kanker en hun omgeving. U kan ook een gesprek met een VLK-vrijwilliger aanvragen.
U kan voor individuele steun terecht bij een goed opgeleide VLK-vrijwilliger. Die biedt een luisterend oor, kan problemen signaleren aan de zorgverleners in het ziekenhuis en u informeren over de diensten van het VLK.
Mensen geconfronteerd met kanker en hun omgeving
OLV Ziekenhuis Aalst, Rita Vranken, sociaal verpleegkundige OPST, T. 053 72 40 14 of
Het OLV Ziekenhuis organiseert in samenwerking met de Stichting tegen Kanker activiteiten voor kankerpatiënten en hun omgeving. "Goed verzorgd, beter gevoel" is een gelaatsverzorging voor mensen met kanker.
Zowel de zieke zelf als de behandling van kanker hebben soms onaangename veranderingen van het uiterlijk tot gevolg: een kwetsbare, gevlekte of uitgedroogde huid, verlies van hoofdhaar, wenkbrauwen, wimpers, ...
Als u er minder goed uitziet, voelt u zich ook minder goed... Het maakt u wellicht onzeker, u komt niet meer zo gemakkelijk onder de mensen en u stelt zich misschien vragen zonder een antwoord te vinden :
Daarom heeft de Stichting tegen Kanker schoonheidsconsulenten opgeleid, die de problemen van mensen met kanker begrijpen en hen kunnen helpen met het terugvinden van een positief "zelfbeeld".
Het programma "Goed verzorgd, beter gevoel" bestaat uit een eenvoudige, aangename gelaatsverzorging, namelijk:
Dit gratis aandachts- en verwenprogramma is enkel bestemd voor mensen met kanker die in behandeling zijn of nog met de bijwerkingen ervan geconfronteerd worden. Doorverwijzing door een arts, verpleegkundige, kinesist of andere verzorgende is aanbevolen.
Gelieve u voor een afspraak te richten tot dienst Patiëntenbegeleiding Oncologie OLV Ziekenhuis Aalst, Rita Vranken op nummer: 053 72 40 14 (bereikbaar op werkdagen van 9u tot 16u) of via mail: oncologie.sociale.dienst@olvz-aalst.be
De OLV Borstkliniek beschikt over een patiëntenbibliotheek. Hier vindt u recente boeken over borstkanker, geschreven vóór en dikwijls ook dóór borstkankerpatiënten. Deze boeken kan u uitlenen om thuis rustig door te nemen (waarborg/boek € 15). Regelmatig worden er nieuwe boeken aangekocht.
Voor de meest recente lijst richt u zich best tot de dienst patiëntenbegeleiding.
Indien u zelf een interessant boek hebt gelezen, kunt u dit ook aan ons melden, zodat we dit ook voor andere mensen kunnen aanschaffen
Bibliotheek Oncologie - Borstkliniek
Catalogus uitleenbare boeken
Info – dienst patiëntenbegeleiding T. 053 72 40 15
Kanker kan cellen doden, maar niet je spirit. Deze woorden begeleiden de expeditie Beyond the White Guard. Een expeditie naar de hoogste berg van Amerika. De teamleden zijn Europese vrouwen met een borstkankerverleden. Samen hebben ze de krachten gebundeld om te vechten tegen het stigma van patiënt dat hun leven begrenst. Ze willen een signaal geven dat er een rijk en intens bestaan na borstkanker is.
Katelijne Van Heulekom selecteerde vrouwen uit verschillende landen. Ze zorgde voor sponsoring en was de drijvende kracht achter deze expeditie. De bergtocht werd een onvergetelijk avontuur. EENZAME HOOGTE is een spannend en machtig verhaal over sterke vrouwen die de strijd tegen kanker niet opgeven.
Eén vrouw op negen krijgt in haar leven met borstkanker af te rekenen. Het overkwam ook journaliste Frieda Joris.
Elke week publiceerde Frieda een dagboek in Het Laatste Nieuws: over de goede en de slechte dagen, over hoop en wanhoop, over de plotse confrontatie met de wereld achter de ziekenhuismuur waarin alles anders wordt en waarin je lot voor een deel in de handen van medici ligt.
Dit boek is geen klaagzang maar een getuigenis vol angst, hoop en …humor. Want dappere roodborstjes, ze laten zich niet zomaar uitroeien.
In 'Ontboezemingen over borstkanker' vertellen bekende en minder bekende Vlamingen openhartig aan Frieda Joris, zelf een gewezen borstkankerpatiënte, over hun persoonlijke ervaringen met deze ziekte. Preventie, chemotherapie, operatie en borstamputatie, goede en slechte dagen, hoop en wanhoop, de gevolgen van borstkanker op de relatie, revalidatie en onzekerheid na het genezingsproces: deze en vele andere gevoelige onderwerpen komen in dit inspirerende boek aan bod.
Ontboezemingen over borstkanker is niet alleen bestemd voor boezemvriendinnen, maar voor al wie met kanker geconfronteerd wordt, het gezin, de familie en de vrienden. Hoe ga je er als partner of vriend mee om? Wat kun je doen om te helpen?
Met dit boek hoopt de auteur bij te dragen tot het welzijn van kankerpatiënten.
Het boek spreekt alle mensen aan die rechtstreeks of onrechtstreeks met kanker te maken krijgen.: zij die er onder lijden, maar ook hun naasten, artsen, verzorgend personeel…
Bij de eerste afspraak was het al raak:’ Komt u maar mee ,mevrouw,’ zei de verpleegster en ze keek naar mijn echtgenote. Maar het gaat om mij, verdorie, ik heb borstkanker!
In de media wordt zelden over mannen met borstkanker gerept.
De diagnosetechnieken, de behandelingen en de overlevingskansen zijn bij vrouwen en mannen nochtans grotendeel gelijk.
Ook Henk Van Daele kreeg borstkanker. Hoe dit zijn leven veranderde verwoordt hij in dit vlot geschreven boek. Hij wou zoveel mogelijk over de ziekte weten en bundelde deze recente wetenschappelijke gegevens.
De auteur brengt gelijktijdig een boodschap van hoop aan de mens met kanker, een verantwoorde vraag naar meer menselijk begrijpend aanvoelen vanwege de zorgverstrekkers en een goed onderbouwde argumentatie naar de gemeenschap toe om het principe van de centrale plaats van de patiënt tot een dagelijkse realiteit om te zetten.
Dit is het openhartige verhaal van Sofie De Vuysere, een jonge radiologe bij wie op een dag borstkanker wordt vastgesteld. Vanaf dat moment komt ze niet langer alleen als arts in contact met de ziekte, maar ook als patiënte, met alle vragen, onzekerheden, angsten en verdriet die daar bij horen. Het verhaal van Sofie is erg herkenbaar voor wie bij zichzelf, een familielid of een vriendin te maken krijgt met borstkanker. Sofie vertelt haar ervaringen, geeft op een bevattelijke manier onmiskenbare informatie en zoekt naar een gepast antwoord op de meest prangende vragen.
In 1998 kreeg Pieke Stuvel borstkanker. Ze werd bestraald en onderging een chemokuur.
In’ Een bloes met armen‘ beschrijft ze het ziekteproces, gezien door de ogen van haar toen negenjarige dochter Anna. Het verhaal laat zien dat een kinderleven gewoon doorgaat, met alle daarbij horende pleziertjes en pijntjes. Anna’s rotsvaste vertrouwen in een goede afloop geeft haar een ontwapenende kijk op de ziekte en de vele, soms slopende behandelingen.
Dit boek is in eerste instantie geschreven voor kinderen vanaf acht jaar. Maar deze ontroerende vertelling zal jong en oud aanspreken en velen tot steun zijn.
Een woord als een donderslag, een atoomontploffing.Voor wie te horen krijgt dat zij kanker heeft, staat de wereld stil. Als het verdict dan luidt: "Chemo is als behandeling noodzakelijk", stort de wereld in. Als kanker en chemopatiënte word je al gauw op een zijspoor gezet. Dokters schrijven gemakkelijk een ziektebriefje voor zolang de behandeling duurt. Je gewone, actieve leven wordt stopgezet. In het ziekenhuis verander je van subject in een "te behandelen object". Je voelt je naar de kant geduwd. Ik wil me verzetten tegen de nevenwerkingen van kanker en chemo: de angst, bij mezelf en in de ogen van anderen, de verpletterende moeheid, het onbegrip, de uitsluiting…
Schrijven is mijn vorm van verzet.
Christine Lafaille vertelt zo helder en zo menselijk over haar kanker dat je niet anders dan kracht kan putten uit haar vechtlust en nuanceringvermogen.
Dit is een verhaal voor kinderen van vier tot twaalf jaar oud, van wie een familielid kanker heeft. Het verhaal gaat over de troostende vriendschap tussen tuinman Fred en Jonas. Aan de hand van een eenvoudige metafoor legt de auteur het verloop van de ziekte en de behandeling met chemotherapie zorgvuldig uit. De hoop op genezing blijft gevrijwaard. Een vragenlijst, naar een oorspronkelijk idee van Paul Jaquet de Haveskercke (Belgische Federatie tegen Kanker), helpt de jonge lezer om zijn gevoelens uit te drukken. Op die manier kan het kind zijn hart voluit laten spreken.
Janne is mijn vriendinnetje. Haar mama was, net als ik, op een dag ernstig ziek geworden. Om te genezen gingen we samen verschillende keren naar het ziekenhuis voor chemotherapie. Janne begreep niet goed wat er daar allemaal gebeurde. De dokters zeiden toch dat mama zou genezen, maar toch was zij vaak misselijk als ze van het ziekenhuis thuiskwam en bleef ze de eerste dagen veel in bed. Ook zag Janne, dat haar mama op een dag een pruikje begon te dragen en soms een sjaaltje, omdat ze door het vieze spul al haar mooie haren kwijtgeraakt was.
Op een dag gaf ik haar het verhaaltje van de zieke eekhoorn. Janne vond het een mooi verhaal en ze nam het mee naar school. De juf las het voor en achteraf volgde een mooi gesprek over ziek zijn en genezen, over bang en verdrietig zijn, over mooi zijn zonder haartjes…over vriendschap, over lief en zorgzaam zijn zoals de mier, over moedig zijn en hoopvol, over vertrouwen ook. Janne was blij dat ze dit alles had kunnen delen met de kinderen van haar klas.
Dit boekje, met veel warmte en vriendschap gemaakt voor Janne, en ook voor moedige kleine mensen zoals jij, die soms verdrietig zijn en bang en dan weer hoopvol en ook blij. Een warme mierenknuffel.
Heel wat mensen vragen zich bezorgd af of ze later in het leven zelf de ziekte zullen krijgen die één of meerdere familieleden treft. Dit boek gaat uitgebreid in op de praktijk van preventieve testen en op de context waarin predictieve tests momenteel gebeuren. Dit wordt verduidelijkt aan de hand van twee voorbeelden: de ziekte van Huntington en de erfelijke vorm van borstkanker.
Dit alles wordt geïllustreerd met persoonlijke getuigenissen en er wordt ook een beeld gegeven van de opinies over predictief testen via een onderzoek bij huisartsen, verpleegkundigen, vroedvrouwen, patiëntenorganisaties en onderzoekers in de biotechnologie.
Dit boek geeft belangrijke en evenwichtige informatie over preventief testen, gesteund op zowel praktijkervaring als literatuur en onderzoek.
Bij operaties van tumoren is het vaak noodzakelijk om ook lymfeklieren te verwijderen. Samen met een aantal andere ontstaansfactoren zoals radiotherapie of een erfelijk slecht functionerend lymfestelsel, kan dit lymfoedeem tot gevolg hebben. Rond de diagnosticering en behandeling van lymfoedeem bestaan nog geen algemeen geldende afspraken. De behandelingsmogelijkheden zijn vaak onvoldoende gekend.
Het is dan ook geen wonder, dat voor lymfoedeempatiënten vragen onbeantwoord blijven, of dat ze zelfs alleen maar te horen krijgen, dat ze; “Er maar mee moeten leren leven”.
Veel mensen kwamen met hun vragen terecht bij de Stichting Werkgroep Lymfoedeem, de patiëntenorganisatie.
De meest voorkomende vragen zijn in dit boek beantwoord en overzichtelijk bij elkaar gezet.
Dit maakt het boekje zeer geschikt als informatiebron voor mensen met lymfoedeem .
In Europa is 1 vrouw op 9 slachtoffer van borstkanker! Een tumor in de borst is een ernstige, maar niet hopeloze aandoening. Een groot deel van de patiënten kan definitief genezen van de ziekte, mits een degelijke behandeling. Een heelkundige ingreep is vaak onvermijdelijk!
Na de operatie is de kans op een dikke arm beduidend groot, wat een esthetisch en functionele handicap kan veroorzaken.
Aangezien dit een zeer actueel probleem is, wensen wij iedereen hierover in te lichten en te sensibiliseren.
Wij hopen dat deze publicatie er zal toe bijdragen de patiënt te helpen de problemen rond de gezwollen arm beter te begrijpen.
Er is geen ziekte die zoveel verwarring en onzekerheid met zich meebrengt als kanker. We zijn er als de dood voor. En dat we er liever niet over praten kan veel onduidelijkheid in de hand werken. Die stilte wil dit boek doorbreken. Wat is kanker? Welke behandelingen zijn er mogelijk?
Over Kanker werd geschreven door zeven mensen die dagelijks - als patiënt, als partner of door hun werk - met kanker geconfronteerd worden. Het boek gaat in op zowel medische als practische vragen.
Een boek om te koesteren voor hen die van sprekende kunst houden.
Poëzie en kunst gebundeld in één boek.
Elke vrouw heeft ontzettend veel vragen over preventie, behandeling, chirurgische ingrepen en naverzorging. Een foutieve of onvolledige benadering door de huisarts, gynaecoloog of canceroloog, kan tot traumatische ervaringen leiden. Een goed geïnformeerde patiënte daarentegen helpt mee de juiste beslissingen te nemen en kan de harde realiteit beter dragen.
Dr.Clarysse schetst in dit boek op een wetenschappelijk gefundeerde manier een totaalbeeld van de ziekte. Medische tekeningen, tabellen en foto’s maken van het boek het meest volledige in zijn soort.
Dit boek maakt borstkanker voor het eerst op een overzichtelijke en begrijpelijke manier toegankelijk voor een zeer breed publiek van patiënten, gynaecologen, huisartsen en verpleegkundigen.
De Vlaamse Liga tegen Kanker geeft een driemaandelijks tijdschrift uit.
Dit tijdschrift is gratis verkrijgbaar bij de dienst patiëntenbegeleiding.
Bij de dienst patiëntenbegeleiding zijn verschillende brochures verkrijgbaar. Brochures met informatie over alle mogelijke behandelingen en de lichamelijke en geestelijke gevolgen van de diagnose borstkanker .
Omdat een goede uitleg al de helft van de verwerking kan zijn.
Dagelijks zien we vrouwen en hun borsten mooi verpakt verschijnen in de media.
In alle maten en formaten.
Borsten worden bekeken, geliefkoosd…
Maar hoe voelt een vrouw zich daarbij? Voelt ze zich goed in haar lichaam?
Is ze tevreden over haar leven? Is ze zich bewust van haar borsten,draagt ze er zorg voor?
In dit boekje vindt u 15 verhalen en foto's van vrouwen. Dit verhalenboekje is te koop voor 4 Euro.
Direct na het huwelijk tussen Ken Wilber – beroemd auteur op het gebied van transpersoonlijke psychologie – en zijn grote liefde Treya, blijkt dat zij borstkanker heeft.
Dan begint een vijf jaar durende strijd voor haar leven, uiterlijk door elke vorm van medische behandelingswijze, innerlijk door meditatie en overgave. Treya's ontroerende dagboeken over haar diepste ervaringen worden afgewisseld met Ken's persoonlijke strijd om als ‘helper’ zichzelf volledig weg te cijferen. Wat heeft spiritualiteit en meditatie voor waarde, geconfronteerd met een dodelijke en slopende ziekte? Kan liefde en inzicht blijven groeien oog in oog met de dood? Een aangrijpend en onthutsend eerlijk boek.
De Vlaamse Liga tegen Kanker (VLK) bundelt in dit boek een reeks BV-getuigenissen die journalist Marc Peirs de voorbije jaren voor het patiëntenmagazine Leven schreef.
Standaard Uitgeverij staat in voor de realisatie en de verkoop van het boek; een deel van de opbrengst gaat naar de VLK.
Kanker is een sluipschutter, maar gelukkig niet langer een onvermijdelijk doodvonnis.
Om en bij de dertig bekende Vlamingen doen in het boek hun verhaal. Eén ding hebben ze gemeen: kanker. Sabine De Vos kreeg twee keer het verdict te horen. Wannes Van de Velde vocht tegen chronische leukemie. Leen Demaré overwon huidkanker. Nicole en Hugo streden samen tegen haar borstkanker. Patrik Vankrunkelsven verloor zijn vrouw aan kanker, Celie Dehaene een kleinkind, Michiel Hendryckx zijn vriendin, Bart Peeters zijn vriend Robert Mosuse. De trouwe lezers van Leven zullen de getuigenissen herkennen, maar de meeste verhalen zijn ook geactualiseerd.
De getuigenissen in dit boek zijn een bron van troost en herkenning voor al wie met deze ziekte te maken krijgt
Het is zaterdag, en alles is anders. Vanmorgen ben ik niet naar de markt gegaan en heb ik geen koffie gedronken op de Westerstraat. Ik ben ziek, heb kanker en ga misschien dood. Maandag begint er een nieuw, onzeker leven voor mij. Vanaf maandag lig ik 54 weken aan het infuus. Dat is het enige zekere dat ik nog heb.
Sophie van der Stap, het meisje met de negen pruiken, heeft haar leven tijdens deze 54 weken bijgehouden in een dagboek. Openhartig én met humor schrijft ze over doktersintriges en geroddel van zusters, kaal worden en wenkbrauwen stiften, daten en verliefd zijn op dokter K., pruiken shoppen en dansen in nachtclubs, maar ook over de gewenning, haar onzekerheden, haar angst en de dood. Ze beleeft niet alleen avonturen binnen de muren van het ziekenhuis, maar schrijft ook ronduit over haar liefdesverdriet, seksuele fantasieën en haar entree in de schrijverswereld.
Sophies negen pruiken geven haar elk een ander gevoel, een andere persoonlijkheid, en hebben daarom elk een eigen naam gekregen. Sophie is ze allemaal: Stella, Sue, Daisy, Blondie, Platina, Oema, Pam, Lydia en Bebé.
Meisje met negen pruiken bezorgt je kippenvel en zet je aan het denken en aan het relativeren, maar bovenal laat het boek zien dat Sophie meer is dan een kankerpatiënt: Ze is een aanstormend talent dat de Nederlandse letteren wakker schudt met haar aangrijpende verhaal.
Na een borstamputatie blijven nog steeds heel veel vrouwen zitten met allerlei vragen omtrent borstreconstructie en andere chirurgische gelijkheden.
Mijn borst heeft als doel op een objectieve manier, zonder al te wetenschappelijk te willen zijn, de huidige kennis omtrent borstaandoeningen te duiden. U vindt een overzicht van de (plastisch-) chirurgische mogelijkheden voor de behandeling van goed- en kwaadaardige aandoeningen, reconstructie en esthetische ingrepen. In dit boek worden ook een aantal minder frequente problemen besproken, zoals genetische mutaties die een verhoogd risico op borstkanker tot gevolg hebben, de invloed van anticonceptie, zwangerschap en hormoonsubstitutie en correcties van gefaalde borstingrepen.W
In de strijd tegen kanker wordt steeds meer vooruitgang geboekt, maar nooit genoeg voor de patiënten en hun familie.
Die strijd is in grote mate afhankelijk van de beschikbare fondsen.
Een serie antwoorden op vragen gesteld door vrouwen met borstkanker.
Deze videocassette toont een aantal getuigenissen weer van verschillende vrouwen na een borstreconstructie.
Op maandag 28 november 2005 werd het leven van Anna Vander Taelen beëindigd.Ze leed aan kanker. Haar jongere broer Lucas schreef een aangrijpende tekst tijdens en over haar laatste dagen onder de titel "WAAR BEN JE NU, AFSCHEID VAN MIJN ZUS ANNA"
Het is een heel persoonlijke reflectie over de eindigheid van het leven, de onvermijdelijke dood en ons onvermogen hier mee om te gaan. Daarnaast schetst het de bijzonder moeilijke problematiek van euthanasie waarmee de auteur geconfronteerd werd
Reconstructie van een vrouw “Ik voelde mij geen vrouw meer."
De borstreconstructie heeft mij gered.
” Het is een vaak gehoorde opmerking van vrouwen die na een borstamputatie besloten om een borstreconstructie te ondergaan. Dit boek laat vrouwen aan het woord over hun ziekte, over de manier waarop ze de diagnose 'kanker' verwerkten, over het verlies van een borst en het herwinnen van een borst.
Knack-journaliste Anna Luyten en fotografe Lieve Blancquaert portretteren acht vrouwen die na hun amputatie besloten om hun verloren borst te laten reconstrueren met eigen weefsel uit rug en onderbuik.
Nooit meer echt hetzelfde als tevoren, maar toch een herwonnen zelfvertrouwen. Borstbeelden is in woord en beeld een uitzonderlijk oprecht en openhartig verhaal over vrouwelijke littekens en hoe die verzacht kunnen worden.
De behandelende chirurg, prof. dr. Moustapha Hamdi, schreef een verhelderende uiteenzetting over de praktijk, met assistentie van zijn team aan het UZ Gen
Zaterdag 15 september 2007 - C.C. “De Werf” Aalst
08u45 Registratie
09u10 “5 jaar Borstkliniek OLV Aalst” (dr. A. Roelstraete, Voorzitter Borstkliniek OLV Aalst)
09u25 “Erfelijke belasting bij borstkanker” (Prof. dr. E. Legius, Centrum Menselijke Erfelijkheid UZ Leuven)
09u45 “Het genetisch profiel van een borstkankercel” (dr. A.-M.Schelfhout, Histo- en Cytopathologisch labo)
10u05 “Gerichte immunotherapie bij borstkanker (dr.Ph.Vroman, Medische Oncologie)
10u25 “Actuele hormonale therapie (dr.B.Seynhave, Gynaecologie-Verloskunde)
10u45 PAUZE
11u15 “Borstkliniek in de praktijk: becommentarieerde case reports" (Moderator: dr.L.Verbeke, Radiotherapie & Oncologie. Panelleden: dr. M. Wijns, Huisarts; dr. J.P. Gillardin, Algemene Heelkunde; dr. I. Boelaert, Medische Beeldvorming; dr. W. Jeuris, Histo- en Cytopathologisch Labo; dr. J. Van den Haute, Gynaecologie-Verloskunde; dr. Ph. Vroman, Medische Oncologie; dr. L. Lefèvre, Plastische Heelkunde; dr. A. Vancleef, Radiotherapie en Oncologie; mevr. T. Van Keymeulen, Klinische Psychologie; mevr. R. Vrancken, Dienst Patiëntenbegeleiding Oncologie
12u15 Discussie & Slotwoord (dr.L.Verbeke, Radiotherapie en Oncologie)
12u30 LUNCH
14u00 “Borstkanker in 2007” (dr.A.Roelstraete, Voorzitter Borstkliniek OLV Aalst)
14u10 “Hoe groot is mijn risico op borstkanker?" (dr.K.Stukkens, Gynaecologie-Verloskunde)
14u20 “Waarom moet ik naar mijn borsten laten kijken? Doel en nut van borstkankerscreening (dr.I.Boelaert, Medische Beeldvorming)
14u30 “Nut van het préoperatief bilan en behandelingsmogelijkheden” (dr.J.-P.Gillardin, Algemene Heelkunde)
14u50 “Een nieuwe borst: hoe zit dat?" (dr.L.Lefèvre, Plastische Heelkunde)
15u10 “Borstkanker en antilichamen (dr. Ph. Vroman, Medische Oncologie)
15u30 PAUZE
16u00 “Leven na borstkanker: (ex-) patiënten aan het woord” (mevr. T. Van Keymeulen, Klinische Psychologie Oncologie; mevr. L. Houbracken, Dienst Patiëntenbegeleiding Oncologie)
16u35 “Oncorevalidatie en verantwoord trainen (dr.G.Vermeersch, Fysische Geneeskunde)
16u55 Slotwoord (dr. A. Roelstraete, Voorzitter Borstkliniek OLV Aalst)
In onze bevolking heeft iedere vrouw een risico van ongeveer 10% om in de loop van haar leven borstkanker te krijgen. In de meeste gevallen gaat het om een niet-erfelijke ziekte.
Bij 5 % van de patiënten met borstkanker stellen we een erfelijke vorm van borstkanker vast.
Deze erfelijke vorm van borstkanker komt meestal voor op vrij jonge leeftijd, presenteert zich frequent in beide borsten tegelijk en is soms geässocieerd met eierstoktumoren.
Het is belangrijk dat deze vrouwen zich regelmatig laten onderzoeken: de kansen op genezing zijn veel groter indien de ziekte in een vroegtijdig stadium ontdekt wordt.
De meest voorkomende genafwijking die aanleiding geeft tot borstkanker is de mutatie (afwijking ) in het BRCA1 of BRCA2 gen.
Deze afwijking kan zowel van de vader als van de moeder geërfd worden.
Indien in uw familie meerdere vrouwen getroffen zijn door borstkanker, waarvan een aantal op jongere leeftijd, dan kan er sprake zijn van erfelijke borstkanker.
Wanneer de familiegeschiedenis in deze richting wijst, kan er naar een afwijking in het genetische materiaal worden gezocht via DNA onderzoek.
Indien u vermoedt dat u erfelijk belast bent of u heeft vragen hieromtrent, dan kan u zich best wenden tot uw huisarts of behandelende arts.
Indien deze het aangewezen vindt, kan hij u doorsturen naar een gespecialiseerde Dienst Menselijke Erfelijkheid.
Prof. dr. E. Legius (Menselijke Erfelijkheid UZ Leuven) houdt in het OLV Ziekenhuis op regelmatige tijdstippen raadpleging. Uw arts kan u hieromtrent verder informeren.
Kanker kan cellen doden, maar niet je spirit. Deze woorden begeleiden de expeditie Beyond the White Guard. Een expeditie naar de hoogste berg van Amerika. De teamleden zijn Europese vrouwen met een borstkankerverleden. Samen hebben ze de krachten gebundeld om te vechten tegen het stigma van patiënt dat hun leven begrenst. Ze willen een signaal geven dat er een rijk en intens bestaan na borstkanker is.
Katelijne Van Heulekom selecteerde vrouwen uit verschillende landen. Ze zorgde voor sponsoring en was de drijvende kracht achter deze expeditie. De bergtocht werd een onvergetelijk avontuur. EENZAME HOOGTE is een spannend en machtig verhaal over sterke vrouwen die de strijd tegen kanker niet opgeven.
Eén vrouw op negen krijgt in haar leven met borstkanker af te rekenen. Het overkwam ook journaliste Frieda Joris.
Elke week publiceerde Frieda een dagboek in Het Laatste Nieuws: over de goede en de slechte dagen, over hoop en wanhoop, over de plotse confrontatie met de wereld achter de ziekenhuismuur waarin alles anders wordt en waarin je lot voor een deel in de handen van medici ligt.
Dit boek is geen klaagzang maar een getuigenis vol angst, hoop en …humor. Want dappere roodborstjes, ze laten zich niet zomaar uitroeien.
De OLV Borstkliniek hecht veel belang aan kwaliteit en publiceert de resultaten van kwaliteitsmetingen door externe auditors ook consistent op deze webpagina.
Sinds 2013 worden in dit kader kwaliteitsindicatoren met betrekking tot borstkanker gepubliceerd door het Vlaams Indicatorenproject voor Patiënten en Professionals (VIP2). Het OLV Ziekenhuis haalt goede tot zeer goede resultaten op dit vlak. Meer
Sinds 4 juni 2015 werd door VIP2 een centrale website in het leven geroepen waarop alle kwaliteitsindicatoren van de deelnemende ziekenhuizen uit Vlaanderen zijn samengebracht. Het OLV Ziekenhuis is een van de voortrekkers. De resultaten van de OLV Borstkliniek worden hier opgenomen. Meer
In de zomer van 2015 haalde de OLV Borstkliniek de Eusoma-accreditatie, die in juni2016 werd verlengd met drie jaar. Eusoma is de Europese vereniging van borstkankerspecialisten. Dokter Heidi Roelstraete, medisch coördinator van de OLV Borstkliniek: “Wij hebben vrijwillig gekozen om voor het certificaat van Eusoma te gaan, omdat het perfect past in ons streven om steeds beter te worden en voor een optimale kwaliteit van patiëntenzorg te gaan. Het contact met andere Europese experten houdt ons alert. Wij streven ernaar om voorop te blijven lopen."
De OLV Borstkliniek is ook lid van het Breast Centres Network, een programma van de European School of Oncology. Het Breast Centres Network heeft vier belangrijke objectieven:
Najaar 2015 werd de lotgenotenvereniging voor borstkankerpatiënten uit de regio Aalst-Dendermonde opgericht onder de naam LenaBeau. De nieuwe vereniging stelde zichzelf voor in het OLV Ziekenhuis te Aalst op 15 oktober 2015 ter gelegenheid van de Dag tegen Kanker.
De artsen en medewerkers van de OLV Borstkliniek willen naast de zorg voor de fysieke gezondheid van hun patiënten ook hun welzijn in al zijn aspecten behartigen. Zij kunnen daarvoor mee rekenen op de ondersteuning door de collega’s van het Oncologisch Psycho-sociaal Support Team (OPST). Hoe waardevol de inspanningen hun inspanningen op dit vlak ook zijn, toch ervaren zij dagelijks bij talrijke patiënten een behoefte aan contact met lotgenoten. De uitwisseling van ervaringen kan vaak ook een therapeutische waarde hebben.
Daarom zocht het OLV Ziekenhuis, samen met collega’s van AZ Sint-Blasius in Dendermonde en van het ASZ in Aalst, al enige tijd naar de mogelijkheden om een patiëntenvereniging te helpen oprichten. Zo werden enkele borstkankerpatiënten bereid gevonden om het initiatief te trekken, met ondersteuning van Kom op tegen Kanker.
In het najaar 2015 waren zij klaar om een structurele werking op te starten. Zij kozen voor de naam LenaBeau. Die naam verwijst naar hun motto: ‘LEven NA BOrstkanker’. Door de laatste lettergreep – ‘bo’ – als ‘beau’ te spellen, geven zij aan dat ook na borstkanker het leven nog heel mooi kan zijn. Daarmee zetten zij hun positieve ingesteldheid in de verf en geven ze tegelijk een hoopgevende boodschap aan alle lotgenoten.
Nuttige links:
Alle activiteiten van LenaBeau zijn hier terug te vinden (jaarkalender 2018).
LenaBeau is tevens aangesloten bij Borstkanker Vlaanderen.
Contactgegevens LenaBeau
De OLV Borstkliniek werkt ook nauw samen met de Lotgenotengroep BorstkankerMAN
Aanvullend onderhoudt de OLV Borstkliniek ook goede contacten met andere patiënten- en lotgenotenverenigingen:
webmaster [at] olvz-aalst [dot] be
Campus Aalst | Moorselbaan 164, 9300 Aalst | T. 053 72 41 11 | F. 053 72 45 86 |
Campus Asse | Bloklaan 5, 1730 Asse | T. 02 300 61 11 | F. 02 300 63 00 |
Campus Ninove | Biezenstraat 2, 9400 Ninove | T. 054 31 21 11 | F. 054 31 21 21 |
© Onze-Lieve-Vrouwziekenhuis