De noodzaak tot aangepast dieet bij hoofd- en halskanker

Noodzaak tot aangepast dieet bij hoofd- en halskanker

Hoofd- en halskanker is niet enkel een zeldzame, maar ook een complexe kanker. De tumor bevindt zich immers in een gebied dat veel impact heeft op het spreken, slikken en eten. De behandelingen vereisen dan ook vaak een aangepast dieet. Meer uitleg door dr. An Vancleef (radiotherapeutoncoloog) en Marijke Van Rijsselberghe (hoofddiëtiste) van het OLVZ Aalst.

Wat zijn de risicofactoren voor hoofd- en halskanker?

Dr. Vancleef: “De belangrijkste risicofactoren zijn roken en alcoholgebruik. Wie rookt, inhaleert schadelijke stoffen die kunnen leiden tot het ontstaan van kanker. Overmatig alcoholgebruik zorgt er dan weer voor dat de slijmvliezen minder bestand zijn tegen schadelijke stoffen. Deze twee factoren versterken elkaar vaak. Recent zien we ook een toename van jonge patiënten waarbij de tumor het gevolg is van een besmetting met het humaan papillomavirus (HPV). Hoofd- en halskanker komt twee tot drie keer vaker voor bij mannen dan bij vrouwen en ontstaat voornamelijk na de leeftijd van 40 jaar.”

Waaruit bestaat de behandeling?

Dr. Vancleef: “De standaardbehandelingen zijn chirurgie en/of bestraling. Bij chirurgie trachten we de tumor weg te nemen, inclusief een veiligheidsmarge en vaak ook klierstations in de hals. Als we bijvoorbeeld een stuk van de tong moeten wegnemen, dan heeft dat een directe impact op het slikken, waardoor patiënten dan tijdelijk enkel nog zachte voeding kunnen eten. Bestraling zorgt voor een ontsteking van de slijmvliezen, waardoor ook dan eten moeilijker en pijnlijker zal worden. Bovendien verliezen patiënten daarbij vaak tijdelijk hun smaakzin. Tijdens die periode dienen zij dan over te schakelen op hypercalorische voeding.”

Waarom is zo’n aangepast dieet belangrijk?

Van Rijsselberghe: “Veel patiënten beginnen al voor de diagnose te vermageren omdat eten alsmaar moeilijker wordt. Hierdoor zijn zij verzwakt, verdragen zij de therapie moeilijker en hebben zij vaak een slechtere uitkomst. Daarom kijken we vanaf het begin naar hun gewicht en gewichtsevolutie, die we vervolgens zeer intensief opvolgen. We houden daarbij rekening met hun persoonlijke calorie- en eiwitbehoefte voor het behouden van een goede algemene gezondheid. Tijdens de bestraling zien we onze patiënten wekelijks en wordt het gewicht strikt opgevolgd. Wij geven advies in verband met energierijke en zachte voeding. Vanaf het moment dat patiënten er op die manier niet meer in slagen om te voldoen aan hun calorieen eiwitbehoefte schakelen we tijdelijk over op bijvoeding, en indien nodig op sondevoeding.” ■