OLV Inside Out (februari 2024) - Klinische studies

Inhoudstafel
FFR bij PCI als voorspellende factor

Fraction Flow Reserve: het onderzoek gaat voort

FFR of Fractional Flow Reserve is een concept dat als het ware werd "geboren" binnen het Hartcentrum OLV Aalst. Het concept wordt nog steeds verder verfijnd en steeds verder wetenschappelijke onderbouwd als waardevol instrument om te bepalen of het nuttig is of een kransslagadervernauwing dient behandeld te worden via een ballondilatatie (al dan niet met stent) ook genaamd een PCI (percutane coronaire interventie). Bij een FFR-meting wordt de druk op verschillende plaatsen in de kransslagaders gemeten: voor en achter de vernauwing. De arts vergelijkt de metingen met elkaar en stelt vast of er op de plek van de vernauwing nog voldoende bloed doorstroomt. 

Recente studie: wat vertelt een FFR-meting nà een PCI?

Een lage Fractionele Flow Reserve (FFR) na een percutane coronaire interventie (PCI) wordt in verband gebracht met negatieve klinische uitkomsten. Tot nu toe was deze beoordeling onafhankelijk van het ondervraagde epicardiale vat.
Recent werd hierover een studie verricht met als titel: Impact of Post-PCI FFR Stratified by Coronary Artery. In deze studie werd getracht de voorspellende capaciteit van post-PCI FFR voor target vessel failure (TVF) te beoordelen, bijvoorbeeld nieuw infarct in het behandelde vat of nieuwe vernauwing, maar nu gestratificeerd per kransslagader.

Daarvoor hebben de artsen van het hartcentrum een systematische review en een meta-analyse van individuele patiëntgegevens uitgevoerd van gerandomiseerde klinische onderzoeken en observationele studies waarin post-PCI FFR werd beoordeeld. TVF werd gedefinieerd als een samenstelling van hartdood, myocardinfarct en klinisch gedreven revascularisatie van het daarvoor behandelde vat.

In totaal werden 3.336 vaten (n = 2.760 patiënten) met post-PCI FFR-metingen geïncludeerd in 9 onderzoeken. Het gewogen gemiddelde van post-PCI FFR was 0,89 (95% CI: 0,87-0,90) en verschilde significant tussen coronaire vaten (LAD = 0,86; 95% CI: 0,85 tot 0,88 vs niet-LAD = 0,93; 95% CI: 0,91-0,94; P < 0,001). Post-PCI FFR was een onafhankelijke voorspeller van TVF, waarbij het risico met 52% toenam voor elke afname van 0,10 FFR-eenheden, en dit werd voornamelijk veroorzaakt door TVR of revascularisatie van het daarvoor behandelde vat. De voorspellende capaciteit voor TVF was slecht voor LAD-slagaders (AUC: 0,52; 95% CI: 0,47-0,58) en matig voor niet-LAD-slagaders (AUC: 0,66; 95% CI: 0,59-0,73; LAD vs niet-LAD-slagaders, P = 0,005).

De LAD is geassocieerd met een lagere post-PCI FFR dan de rechter kransslagader en de arteria circumflexa, wat het belang benadrukt van het interpreteren van post-PCI FFR op vaatspecifieke basis. Hoewel een hogere post-PCI FFR geassocieerd was met een verbeterde prognose, verschilt de voorspellende capaciteit voor events tussen de LAD en niet-LAD slagaders, met best voorspellende waarde in de niet-LAD vaten.

Artsen van het Hartcentrum OLV Aalst die als auteur bij dit artikel waren betrokken: Carlos Collet, Jeroen Sonck, Eric Wyffels en Bernard De Bruyne  

Nieuw FFR-studie staat al op stapel

Het Hartcentrum OLV Aalst blijft een toonaangevende rol vervullen op het vlak van FFR-meting. Zo is het centrum ook actief betrokken bij de INSIGHTFUL FFR-studie (NCT05437900), een grote gerandomiseerde klinische studie waarmee men de  voordelen van het gebruik van coronaire fysiologie om PCI-procedures te optimaliseren, wetenschappelijk verder wil aantonen.

Dienst Longziekten OLV (aug 2023)

Studie toont dat een gezondheidsmeting door longkankerpatiënten zelf bij het begin van de behandeling de levenskwaliteit 1 jaar later voorspelt

De diagnose van longkanker is altijd heftig, zowel voor de patiënt als voor zijn naasten. Maar hoe zal de levenskwaliteit evolueren wanneer een bepaalde behandeling wordt gestart? En hoe gaat het met de patiënt over een jaar?  Dat is een heel complexe, maar ook ongelooflijk relevante vraag voor iedereen die een behandeling start.  

Op de dienst Longziekten van het OLV-Aalst gelooft men sterk in een aanpak waarbij de patiënt zelf zijn gezondheid en levenskwaliteit moet meten. In het OLV Aalst onderzochten de longartsen of een samengestelde ‘gezondheidsscore’ die gebaseerd is op elektronische vragenlijst die de patiënt (in plaats van de arts) invult nuttig kan zijn om te voorspellen hoe het met de patiënt gaat 1 jaar na starten van de kankerbehandeling. De resultaten van dit onderzoek zijn pas gepubliceerd in het tijdschrift ‘Cancers’ door de longartsen van het OLV-Aalst.  

PREMS Pneumologie

Uit een analyse bij 587 nieuwe longkanker patiënten blijkt dat de gezondheidsscore die de patiënt zichzelf geeft (‘Quality of Life Summary score’) bij de start van de behandeling nuttige voorspellende informatie biedt voor de gezondheid een jaar na de start van de kankertherapie. Dat werkt zowel bij mensen die voor een genezing kunnen gaan, maar ook voor diegene bij wie een palliatieve (of niet genezende behandeling) wordt gestart. 

Opmerkelijk hierbij is dat bij patiënten die voor een genezende behandeling kunnen gaan, de levenskwaliteit vermindert tot zelfs een jaar na de behandeling. Het omgekeerde wordt gezien bij patiënten die voor een palliatieve behandeling staan, hoewel deze groep gekenmerkt wordt door een lagere gezondheidsscore bij de start van de behandeling.  

Figuur : Verandering in levenskwaliteit bij patiënten met longkanker die ofwel voor een palliatieve (gele lijn) ofwel voor een curatieve behandeling gaan (scores gaan van 0-100, een verschil boven de lijn betekent betere levenskwaliteit en vice versa).  De sterretjes wijzen op een statistisch betekenisvol verschil.

Het gevolg van deze studie is dat het meten van gezondheidsscores voor de start en tijdens de behandeling nu in de routinezorg van de patiënten met longkanker zit in het OLV-Aalst. De artsen betrokken bij de behandeling van longkanker patiënten weten dankzij dit onderzoek nu dat na zelfs bij een behandeling die genezing beoogt, er langdurig aandacht moet zijn en blijven voor de levenskwaliteit. 

Referentie : Tournoy, K.G.; Adam, V.; Muylle, I.; De Rijck, H.; Everaert, E.; Eqlimi, E.; van Meerbeeck, J.P.; Vercauter, P. Health Outcomes with Curative and Palliative Therapies in Real World: Role of the Quality of Life Summary Score in Thoracic

Oncology Patients. Cancers 2023, 15, 3821. https://doi.org/10.3390/cancers15153821