Hartritmestoornissen

Inhoudstafel

Impuls- en geleidingsstoornissen

Bij een impulsstoornis (Sick Sinus Syndroom) werkt de sinusknoop, die het elektrische signaal naar het hart doorstuurt, niet goed. Bij een geleidingsstoornis (AV-blok) werkt de AV-knoop, die het signaal aan de kamers doorgeeft, niet goed.  

In het hart ontstaat bij elke hartslag normaal één elektrische prikkel. Die prikkel wordt altijd uitgestuurd vanuit de sinusknoop - zeg maar de elektriciteitscentrale van het hart. Tussen de boezems en de kamers ligt de AV-knoop. Deze houdt de prikkel heel even vast en verspreidt hem dan bliksemsnel over de kamers. Zowel bij impuls- als geleidingsstoornis is de geleiding verstoord.

Bij een impulsstoornis (Sick Sinus Syndroom) geeft de sinusknoop te weinig prikkels. De hartslag is daardoor te traag.

Bij een geleidingsstoornis (AV-blok) wordt de prikkel die wordt uitgestuurd, te lang vastgehouden in de AV-knoop. De AV-knoop stuurt de prikkel dus te traag door naar de kamers. Op die manier vertraagt het hartritme. In dat geval spreekt men van een AV-geleidingsstoornis of AV-blok.

Kamerfibrillatie (ventrikelfibrillatie)

Kamerfibrillatie (ventrikelfibrillatie) is een zeer ernstige hartritmestoornis, die een hartstilstand veroorzaakt. Hierbij trekken de hartkamers chaotisch samen, onafhankelijk van de boezems, waardoor het hart niet kan pompen en er geen bloedsomloop is. In de volksmond wordt deze aandoening ook wel 'plotse dood' genoemd.

In het hart ontstaat bij elke hartslag normaal één elektrische prikkel. Die prikkel wordt altijd uitgestuurd vanuit de sinusknoop; zeg maar de elektriciteitscentrale van het hart. Die prikkel wordt voortgeleid naar de kamers.

Bij kamerfibrillatie ontstaan deze  prikkels in de kamers waardoor ze chaotisch en niet gecoördineerd gaan samentrekken. Hierdoor verliest  de hartspier zijn pomfunctie en wordt er geen bloed mee rondgepompt in het lichaam.

Anders dan voorkamerfibrillatie (boezemfibrillatie) gaat kamerfibrillatie nooit vanzelf over. Indien er niet onmiddellijk wordt gereanimeerd, heeft kamerfibrilleren de dood tot gevolg. Reanimatie gebeurt met een defibrillator of AED (automatisch externe defibrillator), die de ritmestoornissen corrigeert.

Voorkamerfibrillatie

Voorkamerfibrillatie (VKF) is een hartritmestoornis waarbij de voorkamers van het hart (de hartboezems of atria)  snel en onregelmatig samentrekken. Hierdoor wordt de pompfunctie van het hart gecompromitteerd.

Het hart trekt samen en ontspant daarna weer. Door deze beweging ontstaat de kracht die nodig is om het bloed doorheen het hele lichaam te pompen. De pompbeweging noemen we de hartslag of het kloppen van het hart.

In het hart ontstaat bij elke hartslag normaal één elektrische prikkel. Die prikkel vertrekt altijd vanuit de sinusknoop - de elektriciteitscentrale van het hart. Maar bij voorkamerfibrillatie wordt die elektrische prikkel opgesplitst in tientallen prikkels. Op die manier trekken de boezems niet meer traag en gecoördineerd samen, maar snel en chaotisch.  De hartslag kan oplopen tot 150 of 200 slagen per minuut: het dubbele van een normale hartslag. Hierdoor werkt ook de pompende werking van het hart minder goed en wordt er minder bloed voortgestuwd. Doordat de boezems minder goed samentrekken, kunnen er zich stolsels in de boezem vormen. Wanneer die in de bloedstroom terecht komen, kunnen ze bijvoorbeeld een herseninfarct veroorzaken.

Voorkamerfibrillatie komt steeds vaker voor. Het risico op voorkamerfibrillatie ligt ook hoger naarmate we ouder worden (> 65 jaar).

Hartcentrum OLV Aalst - hartritmestoornissen - cathlab - Dr. De Potter

Voorkamerflutter

Voorkamerflutter (atriumflutter of boezemflutter) is een hartritmestoornis waarbij de hartkamers te snel samentrekken. Anders dan bij voorkamerdefibrillatie blijft de hartslag bij voorkamerflutter regelmatig - alleen is die veel te hoog.

In het hart ontstaat bij elke hartslag normaal één elektrische prikkel. Die prikkel vertrekt altijd vanuit de sinusknoop, zeg maar de elektriciteitscentrale van het hart. Bij voorkamerflutter wordt die elektrische prikkel echter opgesplitst in tientallen prikkels.

Daar waar tijdens een normaal hartritme elke prikkel naar de kamers doorgeleid wordt, is dit bij voorkamerflutter niet het geval. Deze hartritmestoornis ontstaat meestal in de rechter voorkamer, en leidt tot een hartfrequentie tussen de 250 en 350 slagen per minuut. In tegenstelling met een normale hartslag wordt slechts ongeveer de helft van de prikkels doorgeleid naar de hartkamers. Die gaan daardoor weliswaar regelmatig, maar veel langzamer samentrekken dan de boezems: gemiddeld tegen een frequentie van 140 tot 150 slagen per minuut.

Hierdoor werkt ook de pompende werking van het hart minder goed en wordt er minder bloed voortgestuwd.

Net als bij voorkamerfibrillatie bestaat er ook hier het gevaar op stolselvorming in de voorkamer. Wanneer deze stolsels in de bloedbaan terrechtkomen, kunnen zij een herseninfarct of beroerte veroorzaken.